Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kalm

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

I. bn.,
1. (van of met betrekking tot de natuur) niet in beroering of heftige beweging, stil; in het bijzonder van water: een kalme zee; een kalme oppervlakte; — weer, zonder veel wind; van de omringende natuur in het algemeen: een kalme zomeravond;
2. (van bewegingen) niet gejaagd: een kalme pols; een gangetje, vaartje, niet overhaast, niet te snel;
3. (van personen en hun gemoed, op een bepaald ogenblik) niet door sterke gemoedsbeweging overmeesterd, niet opgewonden of zenuwachtig: in het gevaar bleef hij —; uiterlijk —; wees —; hou je —; — toch!; hoe kan men daarbij — blijven!; als bep. van gesteldheid: iets aanzien; hij liet alles — over zijn hoofd gaan; hij is zacht en — overleden, zonder hevige doodsstrijd; (als blijvende hoedanigheid, van en met betrekking tot het temperament) niet hartstochtelijk, evenwichtig: een kalme geaardheid;
4. (van uitingen, verrichtingen, werkzaamheden van de geest, toestanden van het gemoed) zonder hartstochtelijkheid of overijling, rustig, bedaard: een kalme glimlach; een kalme toon; kalme gesprekken; — overleg;
5. (van toestanden en omstandigheden, de tijd, het leven) zonder heftige gebeurtenissen, beroeringen of stoornis: onze kalme 18e eeuw; kalme dagen; een bestaan; (iron.) een genoegen, waar niet veel aan is;
6. van de markt: gewone, rustige koop en verkoop: koper — (in tegenstelling tot vlug en lusteloos);

II. bw.,

1. zonder heftige of snelle beweging, rustig: het water stroomt — voort;
2. zonder hartstochtelijkheid of opwinding, bedaard: het gesprek verliep —; zonder zich druk te maken, gemoedereerd: laat hem zijn gang gaan;
3. zonder gejaagdheid of overijling: — nadenken, antwoorden; doe het maar — aan;
4. zonder stoornis of heftige gebeurtenissen: de dag verliep verder —; — kunnen leven, zonder zorgen, m.n. zonder geldzorgen.