Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kaartspel

betekenis & definitie

o., 1. het kaartspelen: aan het — verslaafd zijn;

2. (-en), een bepaalde soort van spel met kaarten ⓔ;
3. (-len), een spel kaarten.

ⓔ Kaartspelen zijn zeer oude gezelschapsspelen, die met behulp van kaarten met een serie afbeeldingen worden gespeeld. De herkomst is onbekend, maar de oude schrifturen van Egypte, China, India enz. vermelden ze reeds. In Europa kwamen ze pas laat (waarschijnlijk pas in de 13e eeuw). Vroeger verschilden de kaarten van land tot land. Tegenwoordig wordt overwegend met Franse kaarten gespeeld in een set van 32 of 52. Daarnaast zijn de Duitse kaarten nog zeer verbreid (➝speelkaarten).

De vier symbolen zijn in het Franse kaartspel: schoppen, klaver (beide zwart), harten en ruiten (beide rood). De volgorde is bijna altijd (soms met wat andere benamingen): aas, heer, vrouw, boer en de afdalende reeks van 10 tot 2. Er bestaan vele kaartspelen, waarvan van tijd tot tijd bepaalde in de mode zijn. Er zijn echte ➝hazardspelen (zwikken, eenentwintigen, pokeren enz.), maar ook ingewikkelde spelen die hoge eisen stellen (b.v. ➝bridge, canasta). De meeste kaartspelen worden door vier personen gespeeld. Voor elk kaartspel bestaat een vastgesteld systeem van punten maken of slagen halen. Patience wordt meestal door één persoon gespeeld, waarbij men door het in verplichte volgorde openleggen van de kaarten een bepaalde volgorde of een bepaald figuur kan verkrijgen.

LITT. F. Gerver, 80 kaartspelen; oorsprong, spelregels en variaties (1969).