Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kaarden

betekenis & definitie

(kaardde, heeft gekaard), (overg.)

1. door middel van een kaard de vezels van de te spinnen stof ontwarren en evenwijdig leggen: wol, katoen en jute
2. →ruwen, mechanische →appretuur voor wollen stoffen (e).

(e) Door kaarden, m.n. door het doek over stilstaande kaardebollen te voeren, worden de uitstekende vezels evenwijdig gelegd. Op deze wijze ontstaat loden, laken of zibeline.

Wordt het doek bewerkt met draaiende kaarden dan ontstaat de flausappretuur die kenmerkend is voor wollen dekens.