[→Lat. jambus], v./m. (-ben), (dichtk.)
1. versvoet die bestaat uit een korte en een lange lettergreep (e);
2. gedicht, dat in zulke versvoeten is geschreven; in het mv. is dit vooral een hekeldicht. (e) De jambe is de meest gebruikte versvoet in de Ned. dichtkunst, waarschijnlijk omdat zij in aanleg al sterk in onze spreektaal verankerd ligt. Een gewone zin als Wij gaan vanavond naar de bioscoop is een vijfvoetige jambe. Ook in de Engelse poëzie is de jambe verreweg de meest gebruikte vorm van →metriek.