Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Jahn (Otto)

betekenis & definitie

Duits archeoloog, klassiek filoloog en muziekhistoricus, *16.6.1813 Kiel, †9.9.1869 Güttingen. Jahn was van 1842-47 hoogleraar te Greifswald, van 1847-51 te Leipzig en van 1855-69 te Bonn.

Zijn Mozart-biografie (4 dln. 1856—59; bewerking in 2 dln. door H.Abert, 1923-24) is een standaardwerk; hij verzamelde ook een omvangrijke documentatie over het leven van Haydn en Beethoven. Als archeoloog beoefende Jahn, die de strenge kritische methode van de filologie invoerde bij de studie van antieke monumenten en kunstvoorwerpen, vooral de vazenkunde (o.a. Beschreibung der Vasensammlung König Ludwigs in der Pinakothek zu München, 1854). Bekendheid verwierven zijn uitgaven van Sofokles Elektra (1861), Platoons Symposion (1864), het op Longinos naam overgeleverde werkje De sublimitate (1867), Ciceros Brutus (1849) en Orator (1851), alsmede zijn kritische edities van Persius (1843) en Iuvenalis (1851).

< >