Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

islam

betekenis & definitie

[Arab., overgave, m.n. aan God], m., de door Mohammed zelfgekozen aanduiding voor de religie die hij stichtte.

(e) De aanhangers van de islam (ca. 500 mln.) heten moslims (Perz.: musalman). De moslims vermijden zelf het woord mohammedanen: de islam wil niet de indruk wekken dat hij Mohammed vereert zoals het christendom Christus. Hij beschouwt nl. de gehele conceptie van de Godszoon als een inbreuk op de onvergelijkeüjkheid van God (Allah).

DE ORTHODOXE LEER De islam heeft een dusdanige voorstelling van Allahs almacht, dat er geen ruimte is voor natuurwetten: dat vuur brandt of dat verwarmde sneeuw smelt is slechts een gewoonte van Allah, die hij direct zou kunnen veranderen. Een wonder is dus slechts een onderbreking van de gewone toestand door Allah. Vandaar dat de juiste houding voor de moslim absolute overgave aan Allahs wil is: leed b.v. moet als beslissing Gods worden gedragen. Ondanks dit fatalistisch aandoende determinisme is de mens verantwoordelijk voor het al of niet gehoorzamen aan Allahs geboden: beloning en bestraffing zullen plaatsvinden op de oordeelsdag. De vromen en goeden zullen dan in het paradijs komen, terwijl alle niet-moslims (kâfir) en de slechten ter helle gedoemd zijn. De vijf voornaamste plichten van de moslim (de vijf zuilen van de islam) zijn:

1. de geloofsbelijdenis of sjahâda (Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet);
2. de vijfmaal daags te verrichten godsdienstoefening (salat);
3. een bijdrage voor de armen (sakat);
4. het dagelijks van zonsoptot zonsondergang vasten in de maand ramadan, d.i. de maand dat de →koran uit de hemel naar de aarde kwam (sawm);
5. de bedevaart naar Mekka (hadj).

De vier laatste pijlers behoren tot de plichtenleer of →fikh.

De islam begint zijn tijdrekening met Mohammeds vertrek van Mekka naar Medina (15/16.7.622). Hij was bij de uitwerking van zijn leer sterk beïnvloed door joden en christenen, en was zeer teleurgesteld toen de twee oudere monotheïstische religies hem niet als de laatste en grootste profeet wilden erkennen. Onder de vroegere door Mohammed erkende gezanten en profeten nemen Ibrahim (Abraham), Mozes en Isa (Jezus) een voorname plaats in. De islam erkent de openbaringswaarde van OT en NT: toen de Arabieren hun veroverde gebieden gingen besturen, kregen de joden en christenen (als monotheïsten en gelovigen van het boek) privileges ten opzichte van de niet-monotheïstische onderworpenen.

Het boek van de islam, de koran, bevat de door aartsengel Gabriël aan Mohammed doorgegeven openbaringen en geldt als eeuwig attribuut van Allah. De koran bevat schilderingen van Allahs wezen en werking en uitvoerige weergaves van het laatste oordeel, de hel en het paradijs. In de koran wordt veel van het christendom en jodendom onjuist weergegeven .Toen Mohammed daarop werd gewezen beschuldigde hij er de joden en christenen van dat ze de heilige boeken vervalst hadden. Vermoedelijk vloeien genoemde fouten in de koran voort uit Mohammeds analfabetisme, dat hem afhankelijk maakte van mondelinge versies van de christelijke en joodse religies. De islam gelooft aan engelen die o.a. als boden van Allah of beschermgeesten fungeren. De duivel (Iblis of Sjaitan) was een engel die niet Gods bevel tot verering van Adam wilde uitvoeren en toen voor straf ertoe werd veroordeeld tot aan het laatste gericht de mensheid te verleiden.

De duivel begon deze verleiding al bij Adam en Eva, toen hij hen ertoe bracht van de verboden vrucht te eten. De scheppingsverhalen uit de koran zijn door de latere islamitische theologie en filosofie aangevuld met de opvatting dat Allah eerst bepaalde geestelijke machten schiep en deze op hun beurt de wereld in het aanzien riepen. Na de koran komen als bronnen van de islam:

1. de soenna (= gewoonten), een verzameling overleveringen van Mohammeds gedragingen en uitspraken;
2. de consensus van de islamitische gemeente (idsjma);
3. de analogische tekstuitlegging (kiyas).

De islam kent geen priesterstand. De leiding van een godsdienstoefening ligt bij een gemeentelid of bij een door de gemeente betaalde imam. De geleerden die de koran en fikh hebben bestudeerd (oelema, in Perzië: moealld) vormen evenmin een geestelijke stand. De uniformiteit van de dogmatiek moet door de rechtsgeleerden worden gewaarborgd op grond van de idsjma. Deze oplossing is vreemd aan de oorspronkelijke islam, maar wordt gerechtvaardigd met de koranpassage: Wie een andere weg volgt als de gelovigen, die zal in de hel branden. De plichtenleer regelt ook veel van het sociale, politieke en juridische leven van de moslims.

Zij staat polygamie toe, maar deze raakt (o.a. door de vooruitgang van de vrouwenemancipatie) steeds meer in onbruik. De aloude strafrechtregelen (afhakken van hand na diefstal, steniging na overspel) worden nog maar zelden toegepast. Hetzelfde geldt voor de voorschriften over het eigendomsen verbintenissenrecht, die ontstonden in het 7e-eeuwse Medina en niet passen in een gedifferentieerder samenleving. De wereld valt naar islamitische opvatting uiteen in twee delen: het gebied van de islam (dar al-islam) en de sfeer van de andersdenkenden en heidenen (dar alharb). De laatste moet in heilige oorlogen (djihad) bestreden worden tot de heidenen zich hebben bekeerd en de joden en christenen zich tot betaling van een hoofdelijke omslag hebben verplicht. Uiteraard heeft de djihad niet veel praktische betekenis meer. De islam kent ondanks haar strenge, aloude tradities vele gebruiken (o.a. sluiering van vrouwen en het verbod levende wezens af te beelden) die niet direct op koran-voorschriften berusten.

Veel van dergelijke gebruiken slijten, waarbij het opvalt, dat zij vaak juist van orthodoxe zijde niet gehandhaafd worden. In publikaties van b.v. de zeer orthodoxe moslimbroederschap in Egypte worden fotos en tekeningen van levende wezens bepaald niet gemeden. Ook in het orthodoxe bolwerk Saoedi-Arabië heeft de televisie haar intrede gedaan. Alhoewel bedekking van het hoofdhaar duidelijk gepropageerd blijft, dragen, behalve in enige landen als Marokko en Saoedi-Arabië, ook orthodoxe vrouwen vrijwel nergens meer de aangezichtssluier. Voorts wordt steeds meer erkend dat ook in het openbare godsdienstige leven de vrouw een rechtmatige plaats kan innemen. Een orthodox element van de islam, dat in de heterodoxe sekten een geheel andere inslag en functie kreeg, is de eschatologie.

Deze berust m.n. op Perzische, joodse en verbasterd-christelijke voorbeelden. De islam verwacht dat de hele wereld sterk zal vervallen en boosaardig worden, waarna een →mahdi (d.i. een door Allah geleide) zal optreden en de wereld naar een bloeitijd voeren. Vervolgens zal de wereld ondergaan: de uiterlijke tekenen daarvan zullen de verschijning van de Antichrist en de wederkomst van Jezus zijn. Een bazuinstoot van de engel Israfil zal alle mensen dood doen neervallen. Daarna volgen de opstanding en het eindgericht.

GESCHIEDENIS De islam veroverde in de 7e eeuw het Middenoosten en Noord-Afrika, begin 8e eeuw Spanje en in de 12e—16e eeuw een groot deel van India (→Arabieren). Al vroeg ontstonden interne twisten, een gevolg van de strijd om het kalifaat. De aanhangers van Ali ibn Aboe Talib, de schoonzoon van Mohammed, die het onderspit delfden tegen de dynastie der →Omajjaden, bleven de laatsten (soennieten) als usurpatoren beschouwen en vormden de sekte der sjiieten. Deze kregen de meeste aanhang in Perzië en Irak en vielen uiteen in verschillende sekten: o.a. de assassijnen, imamieten en ismaïlieten. Toen Ali nog leefde, scheidden zich de charidjieten van hem af, omdat hij in zijn strijd met Moawiyah arbitrage aanvaardde. Na de dood van Ali en diens zoon Hoessein kwam een zekere Moechtar in opstand uit naam van Mohammed al Hanafiya.

Deze Mohammed zou, zo wilde de legende, na Moechtars nederlaag voortleven in de bergen rond Mekka en later terugkomen om vrede en rechtvaardigheid in de wereld te herstellen. Deze versie van de mahdi-verwachting heeft later nog zeer vele messiaspretendenten doen ontstaan. De mahdi-verwachting en de conceptie van een →imam, waaraan Allah de leiding van zijn dienaren toevertrouwde, brachten de sjiieten veel aanhang. Zij hadden daardoor een groot aandeel in de val van de Omajjaden, maar deze maakten plaats voor de Abbasiden (750) die de leiders van de sjiieten lieten doden. In de 10e eeuw kwam in een deel van NoordAfrika de sjiitische dynastie der →Fatimiden aan het bewind. De orthodoxe moslims worden aangeduid als de soennieten. Deze zijn buiten Perzië en Irak ruimschoots in de meerderheid tegenover de sjiieten.

Een uiterst belangrijke bron van esoterisch sektarisme vormde in de islam de mystiek. Oorspronkelijk kende de rigide islam, die het religieus innerlijk leven niet aanmoedigde, geen mystiek: deze kwam juist op als een reactie tegen de rigiditeit. De islamitische mystieken (reeds vroeg soefis genoemd) dateren uit de 8e eeuw. Zij achtten directe gemeenschap tussen mens en God mogelijk door ascetisme, overpeinzing en extase. Verscheidene soefis waren pantheïstisch, hetgeen veelal tot hun vervolging leidde. Vooral door toedoen van al →Ghazali erkende de islam tenslotte een gematigd mysticisme.

Het →soefisme bleef vooral belangrijk in Perzië en bij de Turkse volken, hetgeen o.a. tot uiting kwam in de derwisj ordes (→derwisj). Onder de islamitische sekten die in de 19e eeuw opkwamen, nam de eschatologie van de mahdi een centrale plaats in; fanatieke mahdibewegingen vonden plaats in de Soedan (ca. 1880) en Somaliland. Waren oorspronkelijk de Arabieren de voornaamste dragers van de islam, na het verval van het rijk der →Abbasiden werden de Seltsjoekse en Osmaanse Turken het voornaamste islamitische heersersvolk. Ook de Mongoolse veroveraars in Rusland, Centraal en West-Azië gingen in de 13e—14e eeuw grotendeels tot de islam over, maar de Mongoolse islam had een sterk wereldse inslag en toonde weinig bekeringsijver. De Mongolen die in het Mongoolse steppeland achterbleven, volhardden trouwens in de lamaïstische versie van het boeddhisme. In de late middeleeuwen brachten de Turkse veroveringen islamisering in Albanië en Bosnië.

In 1460 kreeg de islam vaste voet op Java. In Voor-Indië bereikte de islam het toppunt van macht in het rijk van de grootmogols. Later werd in Brits-Indië de verhouding tussen hindoes en moslims zo slecht, dat in 1947 gesplitste soevereiniteitsoverdracht (aan het islamitische Pakistan en het vooral hindoeïstische India) onvermijdelijk was geworden. Ondertussen was, in dezelfde tijd dat de Turken de Balkan veroverden, de islam in Spanje totaal verslagen. In 1609 werd de totale herkerstening van dit land voltooid door de verdrijving van de laatste Moren.

In de moderne tijd is er niet veel verandering meer gekomen in de verbreiding van de islam, al dringt hij in Afrika steeds verder zuidwaarts op. Verder werden in de USSR de islamitische Krim-Tataren naar het oosten gedeporteerd (1944) en zochten miljoenen moslims uit India in 1948 een goed heenkomen naar Pakistan.

Door de gretige ontvangst van ideologieën, m.n. van socialisme en nationalisme, die niet als rijmend met de islam werden ervaren, raakte de islam tussen beide wereldoorlogen veel van zijn maatschappelijke vormkracht kwijt. In de laatste decennia blijkt echter dat de spankracht van de islam groot genoeg is om in eerste instantie vreemd geachte ideeën op te nemen, zo nodig in aangepaste vorm. Ook op politiek terrein is de hernieuwde kracht van de islam merkbaar. Zo werd in Egypte in 1976 een door de volksvertegenwoordiging met een uitdrukkelijk beroep op koranische voorschriften aangenomen initiatiefwet van kracht, die openbare nuttiging van en reclame voor alcoholhoudende dranken verbiedt. Juist omdat modernistische stromingen in de islam ervan uit gaan, dat in de traditionele leer verscheidene elementen schuilen (o.a. inzake de rechten van de vrouw) die afwijken van Mohammeds gedragslijn, worden, vaak met succes, wetsveranderingen verlangd die gebaseerd zijn op een hernieuwde uitleg van de koran. Diezelfde spankracht blijkt ook uit een hernieuwd zendingsbewustzijn ten aanzien van de gehele wereld.

In 1977 werd aan de universiteit te Riaadh (Saoedi-Arabië) het eerste instituut voor islamitische zendingswetenschap opgericht, ter verkondiging en uitbreiding van de islam. Zending wordt actief verricht in West-Europa en Noord-Amerika, o.a. onder de Indianen van Canada. In België is de islam in 1974 officieel als godsdienst erkend, [prof.dr.J.H.Hospers en dr.F. Leemhuis] LIiTT. A.S.Tritton, Islam. Belief and practices (1951); A.Guillaume, Islam (1956); H.A.R.Gibb, Mohammedanism (1961); G.E.von Grünebaum, Der Islam im Mittelalter (1963); G.E.von Grünebaum, Der Islam in seiner klassischen Epoche 622— 1258 (1966); P.M.Holt, A.K.S.Lambton, B.Lewis, The Cambridge history of islam (2 dln. 1970); M.

Lombard, L’islam dans sa première grandeur VIIIe-XIe siècle (1971); J.Schacht, C.E.Bosworth, The legacy of islam (1974); E.C.Black en L. W.Levy, Islam (2 dln. 1974); M.G.Hodgson en R. W.Smith, The venture of islam, conscience and history in a world civilization (1974); K.Kreiser, W. Diem, H.G.Majer, Lexikonder isl. Welt (1974); B. Lewis, Islam. From the prophet Muh. to thecapture of Constantinople (2 dln. 1974); B.Lewis, The world of islam (1976); R.M.Savory, Introduction to isl. civilization (1976).