I. v./m. (-sen),
1. regenboog;
2. regenboogvlies in het oog (e);
3. (ook: lis), samenvattende benaming voor vele variëteiten van planten behorend tot het geslacht →Iris;
II. m. (-sen), een soort van bergkristal waarvan de kleuren lijken op die van de regenboog.
(E) ANATOMIE. De iris is het achter het doorzichtige hoornvlies gelegen en van buiten zichtbare gekleurde vlies van het oog (→gezichtsorgaan). De iris heeft in het midden een regelbare opening, de pupil, die zwart is. Het licht dat hier doorheen het oog binnenvalt wordt niet naar buiten teruggekaatst. De wijdte van de pupil wordt reflectorisch geregeld door twee in de iris gelegen spieren, een cirkelvormige vernauwer en een radiaire verwijder van de pupil. Het verschil in kleur van de iris bij verschillende mensen en rassen wordt veroorzaakt door een wisselende hoeveelheid pigment (→albinisme).