Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

investeren

betekenis & definitie

[→Eng. invest, geld steken in] (investeerde, heeft geïnvesteerd), (overg.) beleggen met een produktieve bestemming; gebruiken voor de voortbrenging van kapitaalgoederen; arbeidskrachten, prestaties geld in een onderneming -.

(e) Bij investeren wordt in het algemeen onderscheid gemaakt tussen brutoen netto-investeringen. Daarbij zijn de netto-investeringen gelijk aan het totaal der investeringen minus de ten gevolge van slijtage, vernietiging e.d. noodzakelijk geworden afschrijvingen op oude kapitaalgoederen. Deze laatste noemt men ook wel vervangingsinvesteringen. Met betrekking tot het investeren kan men zowel een conjunctureel als een structureel facet onderscheiden. Het conjuncturele facet heeft betrekking op de omstandigheid dat het investeren het uitoefenen van effectieve vraag impliceert; er wordt besteed. Het structurele aspect slaat op de uitbreiding van de kapitaalgoederenvoorraad, die van de investering een gevolg is.

De investering werkt derhalve zowel aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde van het economisch proces. In de economische politiek neemt men dan ook waar dat juist om deze reden conjunctuuren groeipolitiek kunnen botsen: investeren in wegen kan structureel noodzakelijk zijn, doch conjunctureel ongewenst. Het onderscheid in breedteen diepte-investeringen is van belang geworden, waarbij het vooral gaat om de vraag of door het investeren arbeid wordt ingeschakeld of uitgestoten.

LITT. J.M.Keynes, The general theory of employment, interest and money (1936); P.A.Samuelson, Economics (1976); A.Heertje, De kern van de economie (1976).