Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

instelling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het instellen in de verschillende betekenissen: op-, inrichting, vaststelling, inzetting: de van de Olympische Spelen; de van een dronk; het juist of scherp stellen, mechanisch van instrumenten of elektrisch van elektronische apparatuur (e);
2. wat ingesteld is, organisatie, lichaam, inrichting, stichting, gesticht: van liefdadigheid; instellingen voor wetenschap en kunst; een voor hoger onderwijs; openbare instellingen;
3. (ook: inzetting), regeling, vastgesteld gebruik, verordening: verklaar hun de instellingen en wetten (Ex. 18,20);
4. (germ.) wijze waarop men innerlijk tegenover iets staat; (psychologie) gereedheid om als psychofysische eenheid in een bepaalde richting te handelen.

(e) Willen elektronenbuizen en transistoren in schakelingen goed functioneren, dan dienen zij meestal rond bepaalde waarden van stromen en spanningen te worden toegepast. Het duidelijkst is dit te illustreren aan het geval dat een wisselspanningssignaal lineair versterkt moet worden. Voor alle voorkomende waarden van dit signaal zal de versterkende component nagenoeg dezelfde versterking moeten hebben, anders treedt vervorming op. Dat betekent, dat de stromen resp. spanningen voortdurend binnen een bepaald stroomen spanningsgebied dienen te blijven. Meestal kiest men het midden van dit gebied als de instelling van de component. De wisselspanningssignalen veroorzaken dan variaties rondom deze instelling.