Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

innemen

betekenis & definitie

(nam in, heeft ingenomen), (overg.)

1. de zeilen —, inkorten, of wel: bergen; door het innaaien van zomen of plooien nauwer maken: de rug van deze jas moet je eens wat —;
2. naar binnen brengen: neem het wasgoed in, want het regent; de vlag —;
3. aan boord nemen, inladen: het schip moet nog steenkolen —; water —;
4. gebruiken, thans alleen van geneesmiddelen: hij neemt kinine in; ook abs.: vergeet niet in te nemen; (ironisch) hij is goed van —, kan smakelijk eten; hij is beter van — dan van aannemen, kan beter eten dan leren;
5. bezetten, beslaan: die tent neemt de helft van het plein in; veel plaats —; een, iemands plaats —, erop gaan zitten, met of zonder verlof er gebruik van maken; (fig.) een eigen plaats —, niet gelijk zijn aan de rest; iemands plaats —, voor hem in de plaats komen, hem in zijn functie vervangen; een belangrijke plaats — in het openbare leven, bekleden, vervullen; (fig.) een bepaald standpunt het tot het zijne maken;
6. met geweld nemen, zich meester maken (van), veroveren, bemachtigen: de vijand heeft de stad stormenderhand ingenomen;
7. macht krijgen over iemands gemoed, hem winnen: hij wist haar voor zich in te nemen, haar genegenheid te winnen; iemand voor of tegen iemand-; hem ten gunste of ten nadele van de ander

stemmen.