(haakte in, heeft ingehaakt),
I. (overg.)
1. (een haak) in het ervoor bestemde oog slaan;
2. (een voorwerp met een haak) slaan, hangen in;
3. (handwerk) door haken inzetten: een tussenzetsel —;
II. (onoverg.)
1. (neologisme) — op, aanknopen bij;
2. de arm steken door de gebogen arm van degeen naast wie men loopt.