Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Indische Oceaan

betekenis & definitie

kleinste van de drie oceanen, gescheiden van de Atlantische Oceaan door de meridiaan 20° OL en van de Grote Oceaan door Indonesië, Australië, en de meridiaan van 147° OL; 73 mln. km2 (zonder randzeeën), gemiddelde diepte ca. 4 km. De grootste diepte (8230 m) is aangetroffen in de Diamantina Trog.

De randzeeën zijn de Perzische Golf, de Rode Zee en de Andamanen Zee.Bodemtopografie. De Indische Oceaan wordt in een oostelijk en een westelijk deel verdeeld door een ongeveer noord-zuidlopende rug, met diepten tussen 20004000 m. Deze rug begint bij de Golf van Aden, waar hij Carlsberg Rug heet, en splitst zich in tweeën ten zuidoosten van de Seychellen. Een tak loopt rond Afrika (Zuidwestindische Rug) en sluit aan op de Middenatlantische Rug, de andere tak loopt ten zuiden van Australië (Centraalindische Rug, Indisch-antarctische Rug). Evenals bij de Middenatlantische Rug loopt ook over de as van de Carlsberg Rug een langgerekte kloof, die deel uitmaakt van een wereldomspannend klovenstelsel. In het westelijk bekken bevindt zich de Maskarenen Rug, waarop o.a. de Seychellen en Mauritius liggen.

Een tweede oceanische rug (Ninety-East Rug) loopt vrijwel precies over de meridiaan van 90° OL van de Golf van Bengalen tot ten westen van Australië. Ten westen van Kaap Leeuwin ligt in oost—westrichting de Diamantina Trog, en ten zuiden van Java bevindt zich de Java Trog.

Getijden. De →-getijden in de Indische Oceaan zijn meestal dubbeldaags of gemengd met overwegend dubbeldaags karakter. Alleen plaatselijk aan de oostkust van Malagasië, aan de oostkust van Sri Lanka en aan de zuidwestkust van Australië overweegt het enkeldaags karakter. Ook in de Perzische Golf en de Rode Zee is dit plaatselijk het geval. De grootste getijverschillen vindt men in de Golf van Bengalen en de Golf van Cambay. Het tijverschil te Rangoon bedraagt bij springtij 7,3 m.

Circulatie. De stroming in de Indische Oceaan bestaat uit een groot linksomdraaiend stroomsysteem in het zuidelijk deel, gevormd door de algemene west-oostgerichte stroming van de zuidelijke breedten, de noordelijk gerichte stroom langs de Australische westkust, de Zuidequatoriale stroom naar het westen en de Agulhasstroom. Ten noorden van 10° ZBr. zijn de oppervlaktestromen in de Indische Oceaan variabel als gevolg van de wisseling van de moessons. Hierdoor ontstaan de Moessonstroom, de Somalistroom, een Noordequatoriale stroom en een Equatoriale tegenstroom. Het optreden van de Somalistroom gaat gepaard met sterke opstroming van water van grotere diepte langs de kust van Somalia. Plaatselijk kan dan de watertemperatuur tot 17 °C dalen.

Ook langs de oostkust van het Arabisch Schiereiland treedt dan opstroming op. Op grotere diepte bevindt zich water van Atlantische oorsprong. In het noordwestelijke deel van de Indische Oceaan vindt men op diepten tussen 500 en 1200 m betrekkelijk zout en warm water, afkomstig uit de Arabische Zee, de Perzische Golf en vooral ook de Rode Zee. Hoge zoutgehalten van het oppervlaktewater treft men aan in de Arabische Zee (meer dan 36,5 %→,); een laag zoutgehalte heeft de Golf van Bengalen. Aan de oppervlakte varieert de temperatuur van ca. — 1 °C bij Antarctica tot ca. 29 °C omstreeks mei in de Arabische Zee en de Golf van Bengalen. De gemiddelde grens van drijfijs ligt in de Indische Oceaan op ca. 53° ZBr. Ijsbergen kunnen voorkomen tot voorbij de Crozet Eilanden.

Stormfrequentie. In bepaalde gebieden van de Indische Oceaan komen tropische cyclonen voor: in de Arabische Zee en de Golf van Bengalen, tussen Timor en Australië en ten oosten en westen van Malagasië. Vooral de orkanen in de Golf van Bengalen kunnen enorme overstromingen veroorzaken in de Indiase kustvlakten.

LITT. K.Wyrki, Oceanographic atlas of the International Indian Ocean Expedition (1971); C.Ramage, Meteorological atlas of the International Indian Ocean Expedition (1972).