(deelde in, heeft ingedeeld), (overg.)
1. volgens een bepaald plan in delen scheiden die met elkaar in betrekking blijven en samen het geheel blijven uitmaken, rangschikken: de redenaar had zijn rede in drieën ingedeeld;
2. iets of iemand als een deel inschikken bij, tot een van de delen maken of bestemmen van een groter geheel; hij werd bij de rijdende artillerie ingedeeld.