Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

huishouden

betekenis & definitie

o. (-s),

1. het bestuur van het huis: de oudste dochter neemt het — waar; het geheel van de huiselijke aangelegenheden van een gezin: zij gaat op in haar -;
2. huiselijke staat, familiebestaan: er komt heel wat kijken in een —; het is een van Jan Steen, gezegd van een huishouden waar orde, netheid en tucht ontbreken;
3. wat tot de huishouding behoort, huisraad: zijn hele is voor schuld verkocht;
4. huisgezin: een aardig —.