Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Houten, Samuel van

betekenis & definitie

Ned. politicus, *17.2.1837 Groningen, →14.10.1930 s-Gravenhage. Van Houten studeerde rechten, werd advocaat te Groningen en was van 1869-94 lid van de Tweede Kamer.

Van Houten behoorde tot de liberale linkervleugel, opponeerde tegen Thorbecke en was voorstander van staatsinterventie ten behoeve van economisch zwakken. Hij had een groot aandeel in de eerste Ned. sociale wet, het Kinderwetje van Van Houten (1874), waarbij verboden werd kinderen beneden 12 jaar in fabrieken en werkplaatsen arbeid te laten verrichten. In 1894 keerde hij zich tegen de door J. →Tak van Poortvliet beoogde kiesrechtuitbreiding. Na diens val maakte hij als minister van Binnenlandse Zaken deel uit van het ministerie-Röell-van Houten (1894-97); hij bracht als zodanig in 1896 een kieswet tot stand, die het censuskiesrecht niet afschafte, maar wel het aantal kiezers bijna verdubbelde. Van Houten was van 1904—07 lid der Eerste Kamer. Hij was ondertussen steeds meer behoudend geworden en keerde zich tegen de sociale wetgeving, algemeen kiesrecht en de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs.

Hij werd in 1922 weer in de Tweede Kamer gekozen als lijsttrekker van de door hem gestichte Liberale Partij, maar bedankte. Werken: De staatsleer van mr.J.R.Thorbecke (1872), Bijdragen tot den strijd over God, eigendom en familie (1878), De wet der causaliteit in de sociale wetenschap (1905), Liberaal of pauselijk staatsbeleid (1915), Vijf en twintig jaar in de Kamer (5 dln. 1903-15).LITT. G.M.Bos, Mr.S.van Houten (1952).

< >