[Eng., heet geld], (ook: vagebonderend kapitaal), vorm van →vluchtkapitaal, te weten nerveus telkens van het ene naar het andere land bewegende liquide saldi. Dit treedt vooral op in perioden van valuta-onrust, zoals in de jaren dertig, en van de sedert 1958 van tijd tot tijd opgetreden speculaties tegen het pond sterling of de dollar.
Wordt b.v. een →devaluatie of →depreciatie van een valuta terecht of ten onrechte gevreesd, dan trekken houders van liquide saldi hun geld terug, om deze, na omzetting in een andere valuta, elders uit te zetten. Deze massale kapitaalbewegingen vergroten betalingsbalansverstoringen, de koersfluctuaties en daarmee weer de valuta-onrust. Teneinde ongewenste schommelingen in de wisselkoersen te voorkomen die het gevolg zouden kunnen zijn van valutaspeculaties en verplaatsing (hetzij in-of uitvoer) van vluchtkapitaal, werden destijds in verschillende landen (Engeland, de VS, Frankrijk, Zwitserland, Nederland) →egalisatiefondsen in het leven geroepen. Na de Tweede Wereldoorlog werden deze kapitaalbewegingen door deviezenbepalingen in veel landen onmogelijk gemaakt; soms bestaan beperkende bepalingen nog steeds, dan wel worden nieuwe beperkingen ingevoerd in tijden van heftige internationale kapitaalbewegingen.LITT. Intern, currency experience, lessons of the inter-war period, uitg. van de Volkenbond (1944);H.G.Grubel, Forward exchange, spéculation and the intern, flow of capital (1966); B.Munier, Le cambisme et le jeu monétaire intern. (1970).