Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Henegouwen

betekenis & definitie

(Fr.: Hainaut), Belg. prov. begrensd door Frankrijk en de prov. Westen Oost-Vlaanderen, Brabant en Namen, 3790 km2 (12,4 % van België), 1,32 mln. inw. (13,4 % van België).

Hoofdstad: Bergen (Mons).Henegouwen. Geboorten-, sterftecijfer en migratieoverschot, 1975 arrondissement geboortencijfer sterftecijfer migratieoverschot %o %c Aat 11,0 15,7 250 Charleroi 12,3 13,4 -749 Bergen 13,1 14,5 76 Moeskroen 13,4 13,4 187 Zinnik 12,4 14,2 2 Thuin 12,6 13,9 876 Doornik 12,0 14,7 845 provincie 12,4 14,0 1335 FYSISCHE GESTELDHEID. In het zuiden van de prov. komen geplooide formaties aan het oppervlak, terwijl het noorden uit horizontale lagen is opgebouwd. Van het zuiden naar het noorden vindt men: de anticlinaal van de Ardennen tot in het Cambrium (massief van Rocroi), de synclinaal van Dinant (Frasnien en Famennien), de anticlinaal van de Condroz (Onder-Devoon) door overschuiving liggend op de synclinaal van Namen, die de steenkoolbekkens van Charleroi, Centrum en Borinage bevat. Noordelijk gaan de plooiingen geleidelijk over naar de anticlinaal van Brabant (Siluur met enige eruptieve gesteenten). De anticlinaal van Brabant en de synclinaal van Namen zijn m.n. bedekt met lagen van het Krijt en Tertiair.

Vanaf het Krijt tot en met het begin van het Tertiair ontwikkelde zich een synclinaal waarvan de as samenvalt met het dal van de Hene. Kwartaire löss-leemafzettingen bedekken het grootste deel van Henegouwen.

Landschappelijk wordt het grootste deel van de prov. Henegouwen door het Henegouwse Leemplateau doorsneden, door de industriële as die zich op de steenkoolbekkens ontwikkelde. Verder komen er uitlopers van de Condroz, de Famenne, de Weidestreek-Venen en de Ardennen voor. BEVOLKING. Het bevolkingsaantal van deze Franstalige prov. steeg in de 19e eeuw met de bloei van de steenkoolen ijzerindustrie tot 956350 (1876) en liep in de 20e eeuw terug. Sommige arr. vertonen een sterk verouderende bevolkingsstructuur (m.n. Aat) met een hoog sterftecijfer.

Henegouwen is verdeeld in zeven arr.: Aat (74670 inw.), Charleroi (456510 inw.), Bergen (263940 inw.), Zinnik (164870 inw.), Thuin (138650 inw.), Doornik (150110 inw.) en sinds 1963 Moeskroen (73100 inw.; met een aantal gemeenten met taalfaciliteiten voor Nederlandstaligen). In de stedelijke hiërarchie zijn Charleroi, Bergen en Doornik de grootste agglomeraties. Het oosten van de prov. behoort tot de invloedssfeer van Namen. De arr. Aat, Doornik en Thuin hebben binnen de prov. het hoogste percentage agrariërs. ECONOMIE.Het aantal agrariërs neemt snel af, het landbouwgebied wordt echter langzaam kleiner. Van de 2309 km2 landbouwgrond is er 937 km2 grasland, 732 km2 voor graangewassen (60 % tarwe), 325 km2 voor nijverheidsgewassen (90 % suikerbieten, rest vlas), 50 km2 voor aardappelen, 179 km2 voor voedergewassen.

Van de 51 km2 tuinbouwgrond is 90 % groenten voor conservering. In de vruchtbare leemstreek vormen de rundveehouderij en de akkerbouw de basis van de produktie terwijl in het zuidoostelijk deel waar het leemdek ontbreekt de rundveehouderij overheerst. De gemiddelde bedrijfsgrootte bedraagt in Henegouwen 16,5 ha. Er is ca. 50000 ha bos.

Bij de extractieve nijverheid kunnen groeven van porfiriet (Lessen), arduin (Zinnik) en kalksteen voor cementfabricage (Boven-Schelde) vermeld worden. De steenkoolontginning in de drie bekkens (de Borinage, het Centrum en Charleroi) is lange tijd de belangrijkste economische sector geweest. Van een produktie van 19 mln. t in 1930 in 163 ontHenegouwen. Aantal en percentage van de actieve werkbevolking in de economische sectoren (1970)

economische sector aantal werknemers percentage landbouw, bosbouw 17123 %

4,38

energie, waterhuishouding 16706 4,27 winning, verwerking van niet-energetische delfstoffen, chemische industrie 58927 15,07 metaalverwerking, optiek, fijn-mechanische industrie 42029 10,75 andere verwerkende industrie 46323 11,85 bouwnijverheid 28266 7,23 handel, horeca, reparatie 67370 17,22 vervoer, communicatie 23394 5,98 banken verzekeringswezen, dienstverlening, verhuur 9095 2,3 overige dienstverlening 79383 20,30 rest 2447 0,65 totaal 391063 100,00 ginningszetels kwam men in 1975 tot een produktie van nog 1,1 mln. t verdeeld over 4 zetels. In het Centrum werd de ontginning in 1973 stopgezet. De laatste mijn in de Borinage ging in 1976 dicht. Miljarden subsidies konden te kleine mijnen met verouderde uitrusting en met moeilijk ontginbare ol uitgeputte lagen, niet rendabel maken. Door aanleg van industrieparken, eerst in het eenzijdig gerichte Borinage (park van Ghlin-Baudour), is getracht andere bedrijven aan te trekken. Het Centrum en m.n.

Charleroi hadden in de nijverheid een grotere verscheidenheid (zware metaalindustrie, spoorwegmaterieel, elektrische toestellen, chemische industrie, glasfabricage en textielindustrie). Het industrieel zwaartepunt valt voor het grootste deel samen met de vm. steenkoolbekkens, in de Samberen Henedepressies.

Het net van waterwegen (Schelde, gekanaliseerde Dender, Kanaal van Blaton-Aat, Kanaal van Brussel—Charleroi en het Centrumkanaal) is gemoderniseerd voor schepen tot 1350 t, o.a. met de nieuwe verbinding Nimy—Blaton—Péronnes en het hellend vlak van Ronquières in het Kanaal van Brussel-Charleroi. De autoroute de Wallonië heeft enige verbetering gebracht in de wegeninfrastructuur in oost-westrichting. GESCHIEDENIS. Henegouwen was reeds in de prehistorie bewoond. Ten tijde van de Romeinse verovering van Gallië (58—50 v.C.) werd het bewoond door de Nerviërs. Begin 10e eeuw kreeg de beroemde dynastie van de Reniers vaste voet in Henegouwen en slaagde erin een zelfstandig gezag te vestigen ten nadele van dat van de keizer. In die tijd en ten dele in verband met die strijd werd het gebied van Valenciennes (Valencijn) tot een mark of versterkte grenszone ingericht, wat tot verbrokkeling van de gouw leidde. In 1051 werd Henegouwen door het huwelijk van Richildis met Vlaanderen verbonden, maar in 1071 raakte het weer los; het werd toen in zekere zin afhankelijk van Luik.

In de tweede helft van de 12e eeuw werd Henegouwen belangrijk: het had reeds op de westelijke oever van de Schelde Oosterbant veroverd, evenals in het noorden een aantal gebieden ten koste van Brabant; in 1191 werd de Henegouwse graaf Boudewijn V graaf van Vlaanderen.

Onder de onmiddellijke opvolgers van zijn zoon Boudewijn VI (LX in Vlaanderen) werd Henegouwen weer van Vlaanderen gescheiden ten gevolge van de gecompliceerde kroonstrijd tussen de Avesnes en de Dampierres. De laatsten bleven in Vlaanderen, de eersten in Henegouwen heersen (1246).

In 1299 begon een nieuwe expansieperiode: graaf Jan H van Avesnes werd ook graaf van Holland en Zeeland en heer van Friesland, zodat Henegouwen deel ging uitmaken van een machtig complex van vorstendommen, dat vooral onder graaf Willem I (III) van Holland en Zeeland, 1304-37) grote betekenis verwierf. Af gezien van Valenciennes waren de steden van Henegouwen zeer klein en zwak. Op het platteland was het overwicht van de heren volle Henegouwen. Aantal steenkoolontginningszetels in de provincie en de Borinage met het aandeel in de landelijke steenkoolproduktie van 1957—77 jaar steenkoolontginningszetels in aandeel in de steenkoolproduktie in steenkoolproduktie in België Henegouwen Borinage Henegouwen Borinage % % x 1 mln. t

1957 87 20 49,6 13,8 29,0
1961 37 5 41,2 9,6 21,5
1967 20 2 39,7 6,9 16,4
1968 17 2 32,6 5,9 14,8
1975 4 0 14,7 0 7,5
1977 4 0 9 0 6,4

dig, zodat de standen, verenigd in de Staten van Henegouwen, niet wezenlijk aan het gezag van de vorst konden tornen.

Door vererving kwam Henegouwen in 1356 aan het Beierse Huis. Iets later kregen de hertogen van Bourgondië vaste voet in de Nederlanden. Na een diplomatieke en militaire strijd erkende Jacoba van Beieren bij het Verdrag van Delft (1428) de hertog van Bourgondië als erfgenaam van haar gebieden, zodat Henegouwen mede overging naar Bourgondië. Daarmee eindigde de zelfstandige geschiedenis van het graafschap Henegouwen. Tijdens de Franse overheersing van 1795—1814 heette Henegouwen departement van Jemappes. In de 19e eeuw ontstond een omvangrijk mijnwerkersen fabrieksproletariaat, dat een der voornaamste brandpunten van het Belg. socialisme is blijven vormen.

LiTT. E.Dony, Hist. du Hainaut (1925); L.Verriest, Institutions médiévales de Tanden comté de Hainaut (2 dln. 1946).