Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

helderheid

betekenis & definitie

v., het helder zijn:

1. heldere klank: een stem vol -;
2. glans, klaarheid; lichtsterkte (e): de — van een ster; de meerdere of mindere — van een vlam;
3. onbewolktheid: maanden van de minste of de meeste bewolking;
4. zindelijkheid: er heerst netheid en —;
5. duidelijkheid: de — van een betoog; een van denkbeelden; — van geest.

(e) OPTICA. Helderheid maakt het mogelijk subjectief onderscheid te maken tussen gezichtsvelden, die meer of minder licht uitzenden. Het is slechts in relatieve zin, en onnauwkeurig, mogelijk om aan verschillende helderheden een getal toe te kennen, d.w.z. een helderheidsschaal te ontwerpen. De betrouwbaarste schaal is die welke opgebouwd wordt vanaf de drempelwaarde door de helderheid telkens met een juist waarneembare hoeveelheid te vergroten.

STERRENKUNDE. De helderheid van een ster is een maat voor de op aarde opgevangen hoeveelheid straling. Hiermee kan men de sterren in groepen indelen. Dit werd in de oudheid al gedaan door →Hipparchos, die de zwakste (met het blote oog zichtbare) sterren aanduidde met het cijfer 6 en de sterkste met een 1. Deze schaal van schijnbare helderheid werd later uitgebreid, b.v. Sirius heeft een schijnbare helderheid van —1,46 magnitude.

De absolute helderheid is de helderheid die de ster zou hebben als zij op een afstand van 10 parsec (d.i. 32,6 lichtjaar) zou staan. TELEVISIETECHNIEK. De helderheid is enerzijds de gemiddelde helderheid, die men met de helderheidsregelaar naar boven en beneden kan corrigeren, anderzijds de punthelderheid, die van beeldpunt tot beeldpunt varieert, en moet variëren bij het ontvangen van beelden. Deze helderheid wordt door de beeldversterker gestuurd door overeenkomstige verandering van het potentiaalverschil tussen kathode en wehneltcilinder.