Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hak

betekenis & definitie

m. (-ken),

1. het hakken; de tijd waarin het hout wordt gehakt: het is nu in de — van het hout;
2. houw, slag met een bijl enz.: nog een paar hakken met de bijl en het is door;
3. door hakken ontstane kerf of snede: er is een hele — uit de tafel;
4. gedeelte van een perceel veen van een veenderij dat aan de snede is;
5. bitse uitval; iemand een — zetten, hem een steek onder water geven, de gelegenheid te baat nemen om hem nadeel te berokkenen; iemand op de — nemen, hem beetnemen.