Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Habiroe (Hapiroe, Chapiroe)

betekenis & definitie

naam voor een tijdens het 2e millennium v. C. her en der in het oude Nabije Oosten verschijnend bevolkingselement, blijkens de correspondentie van →Amarna (14e eeuw v.C.), vooral veel voorkomend in Syrië-Palestina.

De Habiroe werden wel vereenzelvigd met de Hebreeën (Israëlieten). Onderzoek heeft echter uitgewezen dat Habiroe geen etnische benaming is, maar een sociaal appellatief met een oorspronkelijk ongunstige betekenis: bandiet, ontheemde, vrijbuiter. Men duidde er individuen en groepen mee aan die door allerlei oorzaken (conflicten, schuld, misdaad, verarming, hongersnood) losgeraakt waren van hun stad, dorp of stam en zich aan de rand van de samenleving in leven hielden. Soms deden zij dit in groepsverband met een min of meer eigen territorium, waarbij zij als roverscommando of als troep huursoldaten (soms enkele duizenden) een belangrijke machtsfactor konden worden. Soms leefden zij individueel, zich aanbiedend voor allerlei dienstwerk (→Noezi). Grotere groepen Habiroe kunnen zich door lotsverbondenheid en gemeenschappelijke tradities op den duur zijn gaan consolideren tot volkjes of kleine stamverbanden, met behoud van hun bijnaam. In deze visie kan men de Hebreeën, als afgesplitste clan (van Abraham), als onderdrukte en uitgeweken bevolkingsgroep (de Hebreeën in Egypte), of als troep huursoldaten (Davids commando bij de Filistijnen) als Habiroe aanmerken, zonder hen (nog) met een bepaalde groep Habiroe, b.v. uit de 14e of 13e eeuw v.C. in buitenbijbelse bronnen vermeld, te kunnen identificeren.LITT. J.Bottéro, Le problème des Habiru (in: 4e Rencontre Assyriologique Intern. 1954); M.Weippert, Die Landnahme der israel. Stämme in der neueren Wissenschaftl. Diskussion (1967).

< >