I. m. (hamen), zakvormig net voor de visen vogelvangst;
II. o. (hamen), lederen of houten juk om de hals van trekpaarden (e); tuig in het algemeen.
(e) Een haam wordt vooral in Zuid-Nederland en België bij landbouwpaarden gebruikt. Het behoort op maat te zijn gemaakt en is zwaarder van uitvoering naarmate de te trekken last groter is.