Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Grote Oceaan

betekenis & definitie

de grootste van de drie oceanen, 165,2 mln. km2, tot 11 034 m diep. De Grote Oceaan wordt begrensd door Australië, de Indonesische Archipel, Azië, Amerika, de meridianen van 147° OL en van 67° WL en Antarctica.

Met de randzeeën, waaronder ook de zeeën van de Indonesische Archipel, is het oppervlak 179,7 mln. km2.Bodem. De bodem bestaat m.n. uit basaltischvulkanische gesteenten waarover een dun laagje sediment ligt. Een van de belangrijkste bijzonderheden van de bodemtopografie is de reeks diepzeetroggen die langs de randen van deze oceaan liggen. Een onderzeese rug, de Oostpacifische rug, loopt door het zuidoostelijk deel van de Grote Oceaan als een voortzetting van het systeem van midden-oceanische ruggen. Deze rug loopt vanuit het zeegebied tussen Australië en Antarctica naar de Golf van Californië. Een bijzonderheid van de Grote Oceaan is ook het veelvuldig voorkomen van guyots, vooral in het noordelijke en centrale gedeelte.

Getijden. De getijden langs de oostelijke kust zijn dubbeldaags of gemengd, in het westelijk deel komen plaatselijk ook enkeldaagse getijden voor. Circulatie. De oppervlaktecirculatie wordt in grote lijnen gekenmerkt door oost-west lopende equatoriale stromen in de passaatgebieden, overgaande in de noordelijke Grote Oceaan in de noordoostwaarts langs de Japanse oostkust lopende →Koero Sjiwo. Deze gaat over in de Noordpacifische stroom, en de naar het zuiden lopende Californische stroom sluit deze kringloop. In het zuidelijk deel van de Grote Oceaan is zulk een kringloop minder duidelijk ontwikkeld: de zuidwaarts lopende Oostaustralische stroom is maar zwak. Langs de kust van ZuidAmerika is de naar het noorden lopende Perustroom opvallend.

In het noordelijkste deel van de Grote Oceaan treft men voorts de langs de kusten van Canada en Alaska naar het noordwesten lopende Alaskastroom en de langs de Japanse kust naar het zuiden lopende Oya Sjiwo aan. Periodiek dringt de equatoriale tegenstroom tot de kusten van Peru door, een verschijnsel dat bekend staat onder de naam El →Niño.

Het water op grotere diepte in de Grote Oceaan, m.n. afkomstig van de zeegebieden rond Antarctica en uit de Atlantische Oceaan, is lange tijd (ca. 1000—2000 jaar) niet meer in contact geweest met de atmosfeer. Hierdoor is het zuurstofgehalte in het dieptewater van de Grote Oceaan lager dan in de Atlantische Oceaan.

Watereigenschap. De saliniteit van het oppervlaktewater van de Grote Oceaan bereikt minder hoge waarden dan in de Atlantische Oceaan. In de tropische wateren vindt men gebieden met waarden van ruim 36 ‰. De oppervlaktetemperatuur varieert van — 1 °C in de poolgebieden tot ruim 28 °C in het oostelijk en westelijk equatoriale gebied. Door de koude Perustroom is vooral aan de kusten van ZuidAmerika de temperatuur relatief laag. Drijfijs komt voor in de Zee van Ochotsk en de Beringzee. IJsbergen van Antarctica blijven doorgaans ten zuiden van 55° ZBr.

Stormen. Ten noorden en ten zuiden van resp. 30° NBr. en 30° ZBr. liggen de gebieden met hoge stormfrequentie. Tropische orkanen komen voor tussen Tahiti en Australië, ten westen van Mexico en in het zeegebied rond de Filippijnen en Japan. LITT. P.Groen, De wateren van de wereldzee (1961); H.W.Menard, Marine geology of the Pacific (1964); J.L.Reid, Intermediate waters of the Pacific Ocean (1965).