Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

graniet

betekenis & definitie

[→Lat. granum, korrel], o. (-en),

1. grofkorrelig hard gesteente (e): rood, grauw, groen een zuil van—; (fig.) zijn hart was van

hij bleef onvermurwbaar;

2. soort van gebakken aardewerk, blauwachtig wit van kleur, harder en fijner dan gewoon steengoed.

(e) Graniet bestaat voornamelijk uit kaliveldspaat, kwarts en biotiet; het kaliveldspaat is orthoklaas, microclien, albiet en perthiet. Plagioklaas komt gewoonlijk naast kaliveldspaat in grote hoeveelheid voor, in geval het plagioklaas sterk gaat overheersen gaat het gesteente over in dioriet. Tussenvormen noemt men wel granodioriet. Plagioklaas ontbreekt alleen geheel in buitengewoon kalirijke gesteenten, de alkaligraniet. Bij verminderd kwartsgehalte ontstaan overgangen naar syeniet. Biotiet wordt dikwijls vergezeld door een amfibool of pyroxeen en kan daardoor geheel vervangen worden.

Als geen van deze donkere mineralen aanwezig is, wordt het gesteente apliet genoemd. Ook muscoviet komt dikwijls naast biotiet voor, vooral in aplitische gesteenten. Het kiezelzuurgehalte is 65-75 %. De structuur is gelijkkorrelig of door grote veldspaatkristallen porfyrisch. Kwarts is het laatst gestolde mineraal en vult de holten tussen de overige minera-len op. Rangschikking van de mineralen in schalen om een centrum doet kogelgraniet ontstaan.

De donkere bestanddelen, die het eerst gevormd worden, verenigen zich dikwijls tot bollen en rondachtige lichamen (basische secreties). Ook lichte vlekken komen in het graniet veelvuldig voor. Zij bestaan uit veldspaat en kwarts, zijn dus aplitisch en hebben niet de ronde vorm van secreties, maar die van slieren of gangen. De gewone verwering leidt tot de vorming van waterhoudende aluminiumsilicaten. Bij de lateritische verwering worden alle bestanddelen in opgeloste vorm weggevoerd met uitzondering van aluminium en ijzer, welke als hydroxiden achterblijven. Verwerende granietbergen hebben een afgeronde vorm.

Graniet vormt soms grote lichamen van tientallen km3, die men batholietennoemt. Van plaats tot plaats wisselt in zulk een massief de chemische en mineralogische samenstelling zeer. Graniet is verreweg het meest verbreide van alle stollingsgesteenten.

Graniet wordt in vele variëteiten als bouwsteen gebruikt. Het is een zeer sterk materiaal dat zich goed laat polijsten, maar zich overigens minder goed laat bewerken, omdat het hard en broos is. Het in Nederland en België gebruikte graniet komt o.a. uit de Scandinavische landen, West-Duitsland en Frankrijk. .