m. (-en),
1. dienst, verering van de godheid; (m.n.) de ceremonieën die in daarvoor bestemde gebouwen door de geestelijkheid verricht worden, de eredienst: de uitoefening van de openbare een bedienaar van de geestelijke, priester, predikant; (in minder bep. zin) betrekking van de mens tot het als heilig geldende: bij alle volkeren vindt men een behoefte aan verering, aan
2. (protestants) gemeenschappelijke godsdienstoefening: hij is vanmorgen in de geweest, hij is naar de kerk geweest;
3. het geheel van de plechtigheden en leerstellingen die de vorm van godsverering van een volk, een sekte, een kerkgenootschap uitmaken: de van Israël; de geschiedenis van de godsdiensten; de christelijke, de roomse, de hervormde
4. de gezamenlijke leerstellingen van een volk of een kerkgenootschap, geloof, belijdenis: een andere aannemen; de heersende —.