Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gieten

betekenis & definitie

(goot, heeft gegoten), (overg.)

1. een vocht uit een vat of kan laten stromen, schenken of uitstorten: water uit een emmer —; (gemeenz.) iets in zijn keel, zijn kraag —, (snel, gulzig) opdrinken; het regent dat het giet, het stortregent; een gietende regen; (fig.) ook van licht: de lentezon goot haar koesterend licht in stromen over de aarde; (oneig.) balsem in de wonde —, troost brengen; zegsw.: olie op het vuur —, voedsel geven aan het vuur van de hartstochten, de zaak erger maken; ik weet niet hoe ik dat in het vat zal —, hoe ik het moet aanleggen, ik ben met de zaak verlegen; onder het karnen water bij de melk voegen: gepast —; heet —, warm water bijvoegen;
2. besproeien, begieten, broezen, alleen abs. (e): het is erg droog, ik zou maar eens wat
3. een vloeibaar gemaakte stof in een vorm laten stromen, om er de gewenste vorm aan te geven (e): ijzer, lood, tin —; op deze wijze vervaardigen: een standbeeld kaarsen die kleren zitten als (aan het lijf) gegoten, passen keurig; het is een man uit één stuk gegoten, iemand met een vast karakter; (fig.) hij weet zijn gedachten in een goede vorm te —, er een juiste uitdrukking aan te geven.

(e) techniek. Gieten is een werkwijze van spaanloze vormgeving waarbij metalen of andere materialen in vloeibare toestand in holle ruimten (gietvormen) gegoten worden, daarin stollen en hierdoor hun uiteindelijke of voorlopige vorm ter verdere spaanloze of verspanende bewerking aannemen.

1. Gieten van metalen. Gietbaar zijn alle ijzerhoudende metalen (b.v. gietstaal, grijs ruwijzer, onderkoeld gietijzer, smeedbaar gietijzer) en vele nietijzerhoudende metalen, zoals zilver, goud, aluminium, magnesium, koper, zink, lood en hun legeringen. Om te kunnen gieten worden zij in ovens gesmolten. Een voorlopige vormgeving bestaat uit halfprodukten die door kneden (walsen, persen, smeden, trekken) verder gevormd worden; daarnaast worden gietstukken gegoten die, óf geheel gereed zijn, óf hoogstens nog een spaanvormende bewerking ondergaan.
a.Als grof halfprodukt bestemd om verder plastisch bewerkt te worden (b.v. walsen) kan de blokvorm of de strengvorm worden gekozen. Bij de blokvorm wordt het staal, zodra het uit de smeltoven komt, in ➝coquilles (metalen vormen) gegoten (afb.); (coquillegieten). De massa van een stalen blok (ingot) is 2,5-5 t. Bij het strenggieten worden gietstukken gevormd, waarvan de lengte, in tegenstelling met de blokvorm, een veelvoud van de lengte van de gietvorm bedraagt. Het vloeibare metaal wordt daartoe in een watergekoelde coquille gegoten, het gestolde metaal wordt aan de onderkant getrokken. De gietverliezen zijn geringer dan bij blokvormgieten, (geen ‘verloren kop’: het bovenste deel van het blok, met verontreinigingen, dat verwijderd moet worden), terwijl bovendien veel walswerk vermeden wordt. Bij discontinu strenggieten beëindigt men het gieten bij het bereiken van een bepaalde strenglengte; bij continu strenggieten wordt een streng zonder eind gevormd, die door snijbranden, zagen of knippen in bepaalde stukken wordt gedeeld.
b.Voor gerede produkten of halffabrikaten met ingewikkelde vorm wordt het vloeibare metaal in een gietvorm gegoten. De gietvorm van vormzand is slechts eenmaal bruikbaar en wordt vervaardigd om een gietmodel. Het gietmodel is meestal van hout, voor niet te grote gietstukken die in serie gemaakt moeten worden, ofwel van kunststof. Het model wordt gemaakt volgens de werkstuktekeningen, waarbij de afmetingen gecorrigeerd moeten worden in verband met krimp. Voor (grotere) omwentelingslichamen of die welke een gelijkmatig profiel bezitten, wordt gebruik gemaakt van een schablone (trekplank) die bij het vormen geroteerd wordt om een paal of getrokken. Ter verkrijging van holle ruimten of uitsparingen in de gietstukken plaatst men in de gerede vorm, in tevoren (met het model) aangebrachte uithollingen, ‘kernen’ uit vormmateriaal, soms uit staal. Voor een goede en gelijkmatige materiaaltoevoer wordt de vorm ‘aangesneden’, d.w.z. voorzien van kanalen (gieting, gietloop, aansnijding); en voorzien van uitlaatopeningen voor het ontwijken van lucht tijdens het gieten. Een opkomer is een kanaal bovenop de gietholte waarin het metaal opstijgt bij het gieten en dat verontreinigingen en krimp opneemt. Kanalen en opkomers worden later verwijderd.

Platte en eenvoudige werkstukken waaraan geen grote eisen worden gesteld, b.v. gietijzeren deksels, roosterstaven, worden op de vloer van de gieterij in een vormbed gevormd. Grote gietstukken, b.v. het bed van een draaibank, frames voor machines, worden in kuilen of putten voorgevormd, terwijl dit voor middelgrote en kleine gietstukken in gietkasten (vormkasten) geschiedt: een bovenen een onderkast en, al naar de gietstukgrootte, een of meer middenkasten. Als de kasten gedroogd zijn, worden zij op elkaar geplaatst en geklemd of geballast opdat het gietmetaal niet een kast opdrukt. Na het stollen van het metaal wordt het gietstuk uit de kasten verwijderd, schoongemaakt en ontdaan van gietloop, opkomer e.d.

Bijzondere methoden tot vervaardiging van gietvormen zijn de ➝C02-methode, de verloren-modelmethode en schaalvormgietmethode. De verlorenmodelmethode wordt voor kleine, nauwkeurige gietstukken gebruikt. Een model van was wordt bedekt met b.v. vuurvaste klei die gedroogd en verhit wordt, waarbij de klei hard wordt en de was wegloopt in een onder de vorm geplaatste bak. De ontstane holte wordt volgegoten. De Egyptenaren gebruikten dit proces al.

De schaalvormmethode (shellmoulding) is ca. 1940 in Duitsland ontwikkeld. Om het model wordt een mengsel van zand en thermohardende kunststof aangebracht. Door verhitting ontstaat om het model een schaalvorm. Voor het gieten worden de desbetreffende schaalvormen in gietkasten ondergebracht, gesteund door vormzand. Na het gieten valt de schaal gemakkelijk uiteen. Deze methode levert gladde, goed houdbare vormen.

Ca. 1970 is in Japan een vacuüm vormen gietmethode ontwikkeld. Door droog zand zonder bindmiddel in kunststoffolie te evacueren, ontstaat een keiharde vorm. Na het gieten valt de vorm weer uiteen. Naast gieten met behulp van de zwaartekracht wordt gieten onder druk toegepast, waarbij het gietmetaal onder druk in een blijvende gietvorm wordt geperst. Beide worden gerangschikt onder de statische gietmethode, omdat de gietvorm in rust is. In tegenstelling hiermee spreekt men bij een gietvorm die in beweging is van een dynamische gietmethode. Hieronder vallen het ➝centrifugaal gieten, waarbij het gietmetaal wordt gegoten in een roterende vorm en tegen de wanden hiervan wordt geslingerd, en de trilmethode, waarbij de vorm tijdens het gieten door vibratoren in trilling wordt gebracht.

2.Gieten van plastische stoffen,
a. plastische oplossingen worden in zich in rust bevindende of continu bewegende vormen gegoten, waarna een film van polymeren ten gevolge van verdamping van het oplossingsmiddel kan worden verwijderd;
b. pasta’s of dispersiemateriaal giet men in voorverwarmde holle vormen en laat men veelal door driedimensionaal draaien van de vorm gelatineren (b.v. bij de vervaardiging van holle lichamen van zacht pvc, zoals poppen);
c. gietharsen worden in vormen gegoten en verharden door warmte in de vorm. De voor b. en c. gebruikte vormen zijn blijvende vormen uit metaal, gips of keramische produkten vervaardigd.

tuinbouw. Wanneer op kleine oppervlakken wordt gewerkt en men met hoogwaardige produkten te doen heeft, is gieten economisch verantwoord. Bij de teelten onder glas, waar de natuurlijke watertoevoer (behalve die door de ondergrond) is uitgesloten, wordt veelvuldig gegoten. Behalve voor de toevoeging van water via de grond aan de wortels van de plant kan het gieten dienen voor de verhoging van de luchtvochtigheid onder het glas. Vooral in de sierteelt werkt men met een vernevelingsinstallatie die het water tot een fijne nevel verstuift. De kwaliteit van het gietwater moet aan hoge eisen voldoen. Zo mag het gehalte aan keukenzout voor de tuinbouwgewassen onder glas niet hoger zijn dan 0,5 g/1, anders treedt oogstreductie op.

Ook andere verontreinigingen in het water kunnen schadelijk werken. Tenslotte moet het water bij voorkeur niet te koud zijn.

In de vollegrondsgroenteteelt maakt men gebruik van verplaatsbare buizen waarop op regelmatige afstanden ronddraaiende sproeiers zijn gemonteerd, die het water over een grote oppervlakte regelmatig verdelen. In de teelten onder glas worden ➝regenleiding en druppelbevloeiing veel toegepast. Gieten met de slang vindt alleen nog plaats wanneer het erom gaat de planten afzonderlijk verschillende hoeveelheden water te geven (b.v. bij de teelt van potplanten).