Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gezondheid

betekenis & definitie

v.,

1. lichamelijk welzijn, die gesteldheid of toestand van het lichaam waarin alle delen op de juiste wijze en in de juiste verhouding functioneren, toestand van optimaal welzijn, in geestelijk, lichamelijk en (onder zeker aspect) maatschappelijk opzicht (e); hem is een verlof van drie maanden verleend tot herstel van —; het drinken van slecht water is schadelijk voor de hij blaakt van -, is een toonbeeld van —, ziet er zeer gezond uit; de openbare -, de volksgezondheid, de welstand van de burgers voorzover deze een zorg is van de staat; officier van -, dokter bij het leger of op de vloot; overmaat (of overloop) van -, (scherts, voor) puistjes in het gezicht; met lepels drinken, (scherts, voor) voedzame spijs eten, zuivere lucht inademen, enz.; — is de grootste schat, niets gaat daarboven; (op) iemands drinken, op zijn welzijn drinken; (ook geestelijk) van inzicht;
2. iemands min of meer gunstige lichaamsgesteldheid: hij geniet een goede -; hij heeft zijn — verwoest; naar iemands vragen; hij heeft ontslag gevraagd om gezondheidsredenen; 3. de hoedanigheid van het lichamelijk welzijn te bevorderen: de van een streek.

(e) Gezondheid werd vroeger negatief gedefinieerd als de afwezigheid van ziekte en zwakte. Na de Tweede Wereldoorlog is hierin vooral door de stijging van de welvaart een verandering gekomen en wordt gezondheid positief omschreven als de toestand van optimaal welzijn in lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk opzicht. Deze wijziging in de omschrijving heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van het medisch handelen (accentverlegging van curatieve naar preventieve zorg) en op de doelstellingen van de ➝gezondheidstechniek. ➝geneeskunde.