Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geneeskunde

betekenis & definitie

v., het complex van wetenschappen waarvan het doel is kennis te verkrijgen van de genezing van ziekten in de ruimste betekenis van het woord.

(e)Behalve op bekendheid met de bouw (anatomie) en de verrichtingen (fysiologie) van het menselijk lichaam steunt de geneeskunde op kennis van de scheikunde, de natuurkunde, de bacteriologie, de farmacologie, de pathologische anatomie, de erfelijkheidsleer en de embryologie. De praktische bekwaamheid om de geneeskunde aan het ziekbed toe te passen, noemt men geneeskunst. Deze bekwaamheid wordt niet alleen bepaald door de geneeskundige kennis van de arts, maar ook door zijn ervaring en zijn persoonlijkheid.

De geneeskunde kent een zeer groot aantal specialismen, die óf rechtstreeks betrekking hebben op genezing (curatieve geneeskunde), óf op voorkóming van ziekten (preventieve geneeskunde), óf op het verbeteren van de lichamelijke conditie (revalidatie) . Ook de psychiatrie wordt tot de medische wetenschappen gerekend. Verder zijn op zowel nationale als internationale schaal vele medische instellingen in het leven geroepen (b.v. de schoolartsendienst, het net van consultatiebureaus, de Wereldgezondheidsorganisatie) en zijn talrijke wettelijke regelingen getroffen (b.v. aangifteplicht van bepaalde besmettelijke ziekten). Ook de medische research (m.n. de biochemische) is een tak van de geneeskunde; vooral de chemotherapie heeft de geneeskunde grondig veranderd.

GESCHIEDENIS Uit het onderzoek van de geneeskunde bij prehistorische volken blijkt dat de mens vanaf de oudste tijden getracht heeft ziekte te bestrijden, gezondheid te bevorderen en door onderling hulpbetoon het lijden te verzachten. Hetzelfde blijkt uit de geneeskunde van primitieve volkeren, waar, voornamelijk uit magisch-religieuze overwegingen, soms ingrijpende handelingen als schedeltrepanatie werden uitgevoerd. In het oude China heeft zich een geneeskunde vanuit de filosofie van de tegenstelling Yin-Yang ontwikkeld, m.n. een uitgebreide geneesmiddelenleer. In het oude Indië bereikte m.n. de chirurgie een hoog peil. Verschillende zeer oude geschriften (Veda’s) behandelen hier het medisch denken, dat gebaseerd is op de brahmaanse en hindoeïstische levensbeschouwing.

In het antieke Mesopotamië en Egypte was de geneeskunde in hoofdzaak in handen van priesters; de oorzaak van ziekte werd enerzijds toegeschreven aan demonische invloeden, anderzijds ook aan parasieten en aan weersgesteldheden. Er bestondennaast magische bezweringen ook nuchtere ziektebeschrijvingen, een ontwikkelde chirurgie en een uitgebreide geneesmiddelenleer; het oudste medische document ter wereld, een Soemerische kleitafel van 2100 v.C., bevat een aantal recepten met aanwijzingen voor hun toebereiding zonder enige toespeling op bovennatuurlijke machten. In Egypte werd reeds in het Oude Rijk een hoge ontwikkeling bereikt; de kunst van het lichamelijk onderzoek, van de diagnose en de prognose wordt in verschillende papyri beschreven. De Egyptische geneeskunde kenmerkt zich door een ver doorgevoerde specialisering. Tot een samenhangende ziekten-‘leer’ zijn de Mesopotamiërs en de Egyptenaren echter niet gekomen. In Griekenland is de geneeskunde eveneens in handen van priesters geweest; verschillende tempels, gewijd aan de god »Asklepios, zijn uitgegroeid tot grote bedevaartplaatsen, o.a. te Epidauros.

Scherp gescheiden daarvan heeft zich echter een natuurfilosofische geneeskunde ontwikkeld waarvan ➝Hippokrates de belangrijkste vertegenwoordiger is geweest. Deze natuurfilosofische opvatting zocht de oorzaak van ziekte in het lichaam zelf en wel in een verstoring van de onderlinge harmonie van de vier lichaamsvochten (bloed, slijm, gele gal en zwarte gal) met de daaraan verbonden elementaire eigenschappen van warmte en koude, vochtigheid en droogte. De medische behandeling was erop gericht dit gestoorde evenwicht te herstellen. Deze humorale pathologie heeft tot in de 19e eeuw het medisch denken in Europa beheerst.

De antieke geneeskunde bereikte haar hoogtepunt in de figuur van ➝Galenus, die in Rome heeft gepraktizeerd. Zijn geschriften hebben gedurende de middeleeuwen een welhaast dogmatisch gezag gehad. Na de val van het Romeinse Rijk trad in WestEuropa een langdurige stilstand in de geneeskundige wetenschap in. Monniken bewerkten de oude geschriften, verpleegden zieken en bereidden geneesmiddelen, maar droegen weinig bij tot de ontwikkeling van de geneeskunde, wel tot de verbreiding daarvan.

In het Arabische Rijk maakte de geneeskunde van de 8e tot de 14e eeuw een periode van grote bloei door. De oude Griekse werken werden in het Arabisch vertaald; door deze Arabische bewerkingen zijn de Europese artsen uit de renaissance weer in aanraking gekomen met de oude Griekse geneeskunde, die eeuwenlang in Europa vergeten was. Belangrijk zijn de bijdragen der Arabieren tot de geneesmiddelenleer geweest; onbetwist was hun superioriteit op het gebied der oogheelkunde. Voorts hebben zij voortreffelijke medische scholen opgericht en hebben zij ons ziekenhuiswezen diepgaand beïnvloed.

De wederopleving van de geneeskunde in de renaissance is van de Italiaanse universiteiten uitgegaan. In 1543 hebben de anatomische onderzoekingen van A.➝Vesalius voor het eerst twijfel doen rijzen aan de onfeilbaarheid van Galenus. Een fel bestrijder van de antieke leer is vooral ➝Paracelsus geweest. Hij leerde dat de grondslagen van de geneeskunde in de algemene natuurwetenschap liggen. In de 17e eeuw waren er twee elkaar bestrijdende stromingen, de iatrochemische en de iatrofysische, die de verrichtingen van het levende organisme trachtten te verklaren óf als chemische processen óf langs de weg van de mathematische natuurkunde. De filosofische richtingen van Descartes, Bacon en Spinoza zijn mede van invloed geweest op het medisch denken van deze eeuw, waarin de kennis der anatomie zich snel vermeerderde en W.➝Harvey de bloedsomloop ontdekte (1628). Ook de uitvinding van de microscoop viel in deze tijd; het instrument is echter pas na zijn achromatisering in de 19e eeuw voor de geneeskunde van betekenis geworden.

In de 18e eeuw was er allerwegen het streven, de pas verworven kennis in wetenschappelijke systemen onder te brengen. Het animisme van G.➝Stahl nam een levengevend beginsel aan, te vergelijken met de fysis van Hippokrates en de archeus van Paracelsus, dat de dode materie tot leven wekt en de functie ervan bepaalt. De tonus-leer van F. ➝Hoffmann verklaarde het leven als beweging, gezondheid als een normaal verloop van die bewegingen, die bestuurd worden door een aether, die uit de hersenen stroomt en de tonus der organen regelt. De grootste invloed is echter uitgegaan van de Leidse hoogleraar H.➝Boerhaave, wiens klinische lessen studenten uit de gehele wereld trokken. Boerhaave was een eclecticus; behalve op iatrofysische en iatrochemische beschouwingen legde hij de nadruk op de Hippokratische gedragslijn, die de geneesheer moet huldigen. Zijn leerling A.von s➝Haller is een der grondleggers geworden van de moderne fysiologie. Het jaar 1796 zag het begin van de preventieve geneeskunde met de invoering van de koepokinenting van E.➝Jenner.

Werd de geneeskunde in de eerste helft van de 19e eeuw beheerst door de Franse school, die het onderzoek aan het ziekbed tot grote hoogte heeft gebracht, na 1850 werden de ziektekundige opvattingen sterk beïnvloed door de in Duitsland grondig beoefende pathologische anatomie en de leer der ziektekiemen. Mede dank zij de hoge vlucht die fysiologie en biochemie namen, is men in de 20e eeuw ook de betekenis gaan inzien, die de stofwisseling, de hormonen, de psyche en de erfelijkheid voor het ontstaan van ziekelijke toestanden kunnen hebben.

Geleidelijk heeft men zich afgekeerd van de oude opvatting dat ziekte en gezondheid twee essentieel verschillende toestanden zijn, die elkaar het bezit van het lichaam betwisten. Het systematisch gebruik van de microscoop maakte het mogelijk tot het inzicht te komen, dat levende wezens uit cellen zijn opgebouwd; Virchow herleidde ziekteprocessen tot afwijkingen in cellen. Deze ➝cytopathologie (1858) wordt nog als ten dele juist erkend, hoewel nieuwere onderzoekingen meer de nadruk leggen op verstoringen van biochemische en biofysische evenwichten in cel en celwand. Ook de bacteriologie heeft haar ontstaan en ontwikkeling aan de microscoop te danken; na een weifelend begin werd zij onder leiding van L.➝Pasteur en R.➝Koch tussen 1870-90 tot een zelfstandige wetenschap, wier arbeidsterrein zich ook uitstrekt tot het virusonderzoek; de virologie heeft een machtig hulpmiddel gevonden in de elektronenmicroscoop. De uitvinding van de oogspiegel en de keelspiegel heeft de stoot gegeven tot de ontwikkeling van de moderne oogheelkunde en de keel-, neusen oorheelkunde.

De ontdekking van de röntgenstralen (1895) is voor alle takken van de geneeskunde van onschatbare betekenis gebleken, niet alleen voor de diagnostiek, maar ook voor de behandeling: ➝stralingstherapie. Nieuwe kleurstoffen, ontwikkeld door de chemische industrie, maakten het mogelijk lichaamscellen en bacteriën te kleuren en ze aldus beter toegankelijk te maken voor histologisch en bacteriologisch onderzoek; langs deze weg kwam men tot de ontdekking, dat sommige chemische stoffen een specifieke werking hebben tegen bepaalde ziektekiemen; hiermee deed de chemotherapie haar intrede. Door de invoering van de sulfapreparaten (1935) en later van antibiotica is het aspect van de geneeskunde grondig veranderd.

De infectieziekten namen (in het westen) in betekenis af; het zijn steeds meer de degeneratieen stofwisselingsziekten die de belangstelling van de inwendige geneeskunde (d.i. de tak die zich bezighoudt met de onzichtbare organen) krijgen. Deze ontwikkeling wordt in de hand gewerkt door de toenemende levensduur van de westerse mens; de problemen die de fysiologie van de gezonde en de zieke grijsaard oproepen, zijn onderwerp van speciale studie geworden (gerontologie: fysiologie van de ouderdom; geriatrie: ouderdomsgeneeskunde), evenals de eigenaardigheden van het jonge kind de pediatrie (kindergeneeskunde) tot een afzonderlijk specialisme hebben gemaakt. De geestelijke moeilijkheden waartoe de moderne samenleving aanleiding geeft, maken dat de psychiatrie (leer der zielsziekten) voortdurend in belangrijkheid toeneemt.

GENEESKUNDIGE WETTEN De grote cholera-epidemieën, die nog in de 19e eeuw in Europa en Amerika woedden, waren aanleiding tot het accentueren van de ➝preventieve geneeskunde. De betere hygiëne in huizen en steden, de vaccinatie, de controle op voedingsen genotmiddelen enz. hebben grote epidemieën in het westen uitgebannen. Ook de schoolartsen-diensten, de bedrijfsgeneeskundige diensten, het bevolkingsonderzoek op tuberculose en de consultatiebureaus behoren tot de preventieve geneeskunde. In vele landen van Azië en Afrika heersen besmettelijke ziekten nog in sterke mate; de bestrij ding hiervan werd internationaal ter hand genomen door de Wereldgezondheidsorganisatie.

Sinds de Tweede Wereldoorlog houdt de geneeskunde zich bezig met het bestuderen van de invloed, die luchtvaart en ruimtevaart op het menselijk organisme hebben. Het gevaar, dat atoomstraling kan opleveren, is evenzo het onderwerp van veel studie geworden. De gehele geneeskunde staat trouwens in het teken van intensief speurwerk; van nog niet eens de helft van de 2000 afwijkingen die de menselijke ziekteleer beschrijft, is de oorzaak bekend.

litt. G.A.Lindeboom, Gesch. van de med. wet. in Ned. (1972); E.D.Philips, Aspects of Greek medicine (1973); F.F.Cartwright, A social history of medicine (1977).