instelling die in de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden belast was met het beheer van de kerkelijke goederen die hadden toebehoord aan kloosters, broederschappen, kerken en pastorieën. De geestelijke kantoren betaalden (niet bestaande in Groningen, Friesland en Drenthe) uit het rendement van deze goederen de tractementen uit aan de hervormde predikanten.
Begin 19e eeuw werden deze kantoren gecentraliseerd in de zgn. Amortisatiekas (➝Amortisatiesyndicaat) en nam het rijk rechtstreeks de verplichtingen op zich.LITT. D.G.Rengers Hora Siccama, De geest, en kerkel. goederen onder het canonieke, het gereformeerde en het neutrale recht (1905); L.J.v. Apeldoorn, De financ. verh. van kerk en staat (1919); A.J.Maris, De reformatie der geest, en kerkel. goederen in Gelderland, in het kwartier van Nijmegen (1939).
