(gedacht, heeft gedacht),
I. onoverg.
1. zich herinneren, zich (iets uit het verleden) voor de geest brengen;
2. voortdurend voor de geest hebben, niet vergeten; (van zonden, zondige daden, misdaden enz.) ze —, ze niet vergeten en vergeven, ze niet ongestraft laten; iemand in zijn gebeden — , voor hem bidden, in zijn gebeden hem indachtig zijn;
II. overg.
1. van personen (m.n. vrienden, afgestorvenen) en van zaken die tot het verleden be-horen, eraan of aan hen terugdenken, ze zich herinneren;
2. iets of iemand — , voortdurend in gedachtenis houden, niet vergeten (en daarvan blijk geven); iemand —, niet vergeten melding van hem te maken, mondeling of schriftelijk; iemand in zijn testament —, hem bij zijn uiterste wil iets (een gedachtenis) vermaken; (van belangrijke of treffende gebeurtenissen) blijk geven, dat men ze in herinnering houdt, door betoon van vreugde of rouw de gedachtenis ervan levendig houden: op de derde oktober gedenkt men Leidens ontzet;
3. aan iets denken met het doel zich daarnaar in doen en laten te richten, bedenken, nooit vergeten.