m. (-s), 1. lapper, iemand die iets herstelt, repareert;
2. gemene vent; iemand die niet te vertrouwen is;
3. (plat) homoseksuele man;
4. iemand op zijn — geven, komen, op zijn lichaam komen, hem afranselen;
5. lor, zier: hij weet er geen — van;
6. danssprong, luchtsprong waarbij men de kuiten tegen elkaar slaat: een — slaan.