o. (-len), verschil in fase tussen twee grootheden die sinusoïdaal veranderen met de tijd en dezelfde frequentie hebben.
Het faseverschil wordt gemeten in hoekmaat. Stel de eerste grootheid voor door = A1sin (ωt + φ1) met fasehoek φ1, en de tweede grootheid door s2 = A2sin (ωt + φ2) met fasehoek φ2, maar beide met dezelfde hoekfrequentie ω. Het faseverschil tussen s1 en s2 is steeds gelijk aan φ = φ1 φ2. Men zegt dat s1 en s2 in fase, resp. in tegenfase, resp. in kwadratuur zijn als φ = 0, resp. = 180°, resp. = 90°. Bij golfbewegingen, en omdat de golflengte λ de afstand is waarover de trilling zich voortplant in de trillingstijd T, wordt het faseverschil soms ook uitgedrukt in delen van een golflengte of in tijdmaat; b.v. van golven die in tegenfase zijn, zegt men dat hun faseverschil gelijk is aan λ/2 of gelijk is aan T/2. Het faseverschil speelt een zeer belangrijke rol bij wisselstromen: door aanwezigheid van reactantie in de stroomkring ontstaat tussen spanning en stroom een faseverschil, hier meestal faseverschuiving genoemd (zie arbeidsfactor). In een vectordiagram komt het faseverschil tot uitdrukking door de constante hoek tussen twee roterende vectoren, zie interferentie.