Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

fakkel

betekenis & definitie

v./m. (-s),

1. flambouw, toorts; in een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout e.d. als verlichtingsmiddel op of aan een staak gedragen; (oneig.) de — van de dag, de zon; de — van de nacht, de maan; als symbool van brand, krijg en twist: de van de tweedracht; (fig.) in toepassing op iets dat geestelijk licht verspreidt: de — van de wetenschap hoog houden;
2. bloemstengel van de lisdodde;
3. (ook: facula), verschijnsel boven de oppervlakte van de zon.