Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

factorij

betekenis & definitie

[Lat.], v. (-en),

1. oude ben. voor een magazijn of kantoor van Europese kooplieden in vreemde landen;
2. walvisvaarder als drijvende traanfabriek. Zie fabrieksschip.

De factorijen hadden in verband met de onveiligheid in vreemde landen het karakter van een versterkte nederzetting. De leiding was in handen van een factoor, die bevoegd was voor zijn opdrachtgever contracten met de bevolking af te sluiten. De naam factorij is vooral gebruikt voor vestigingen der Ned. en Engelse handelscompagnieën in Azië, Afrika en Amerika (17e en 18e eeuw). Zij waren van grote betekenis. Zo heeft zich uit de factorijen te Surat en Madras Brits-Indië, uit die te Bantam en Jakatra Ned.-Indië ontwikkeld, terwijl de Ned. factorij te Desjima het monopolie genoot van de Europese handel op Japan.

< >