[Eng., uitsluitingsregel], strafprocessueel beginsel van ongeldigheid van alle bewijs dat de vrucht is van onrechtmatige opsporingshandelingen. De exclusionary rule is van Angelsaksische oorsprong en voor de VS als geldend recht aanvaard.
De exclusionary rule stelt rechtsbescherming tegen de overheid boven waarheidsvinding. Betwist is in hoeverre dit beginsel voor het Ned. strafprocesrecht moet worden aangenomen. In afwijking van eerdere arresten overwoog de Hoge Raad in het zgn. tweede bloedproefarrest (HR 26. 6.1962, NJ 1962, 470, met onderschrift van W.Pompe) op grond van de onrechtmatige aantasting van de lichamelijke integriteit van de verdachte in het voorbereidend onderzoek dat de rechter de resultaten van daaruit voortvloeiend nader onderzoek niet tot het bewijs had mogen doen meewerken, in welke overweging de exclusionary rule besloten ligt. Of dit arrest een ‘witte raaf’ moet worden genoemd is onduidelijk; aangezien de Hoge Raad ook in dubieuze gevallen niet pleegt aan te nemen dat bewijs onrechtmatig is verkregen, komt hij niet toe aan de al-dan-niet toepassing van de exclusionary rule. Ondergetekende meent dat het beginsel van dusdanige importantie is dat het ook in Nederland zou behoren te gelden, en dat het veeleer zo is, dat de structuur van een proces veranderd zou dienen te worden om algemene beginselen van behoorlijke procedure, dan dat beginselen niet zouden gelden vanwege een structuur waarin zij wat moeilijker zouden zijn in te passen. [prof.mr.A.A.G.Peters]