Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

betekenis & definitie

(EGKS), supranationale gemeenschap, ontstaan op basis van een initiatief van Robert Schuman. Het verdrag van Parijs tot oprichting van de EGKS trad, nadat het door de parlementen der zes deelnemende landen: Frankrijk, Italië, de BRD, België, Luxemburg en Nederland, was geratificeerd, op 23.7.1952 in werking.

De EGKS is gericht op integratie van de kolenen staalsector (zie preferentiële systemen) door de totstandbrenging van een vrij verkeer in de produkten uit die sectoren tussen de lidstaten. Zij maakt studie van de markten prijsontwikkelingen, ontwerpt de zgn. Algemene Doelstellingen voor Kolen en Staal en heeft bevoegdheden op het gebied van de prijzen, produktiequotas, concurrentievoorwaarden en ondernemersafspraken. Op het gebied van de handelspolitiek hebben de lidstaten een vrij grote autonomie behouden. Door ernstige moeilijkheden, vooral in de kolensector, is het integratieproces vanaf 1958 niet volledig meer tot uitvoering gebracht; zonder de EGKS echter zouden deze moeilijkheden nog tot veel grotere ontwrichtingen van elkaars markten hebben geleid. Door de feitelijke ontwikkelingen in de sectoren kolen en staal zijn de verdragsbepalingen steeds minder toereikend om de gemeenschappelijke markt goed te doen functioneren.

De kolensector ondergaat sinds de ‘crisis’ van 1958 steeds meer een proces van structurele teruggang door technische en economische veranderingen, waardoor het probleem van de subsidiëring van de kolenmijnen alleen al om sociale overwegingen relevant werd. De strijdvraag werd daarbij of subsidiëring naar gemeenschappelijke of nationale normen zou plaats gaan vinden. Na moeizame en langdurige onderhandelingen zijn de lidstaten in 1965 tot overeenstemming gekomen over een communautair stelsel van steunmaatregelen, hetgeen in 1967 nog is uitgebreid met een aanvullende regeling, tot 1970, om de prijzen van cokeskolen en cokes aan te passen aan de importprijzen van substituten teneinde de concurrentiepositie van de staalindustrie niet te laten verslechteren. Door deze regeling krijgen zowel de kolenals de staalsector een basis voor het aangaan van verplichtingen op lange termijn inzake de cokes-voorziening. Zij is in 1970, 73 en 76 opnieuw verlengd. De staalsector heeft het sinds 1966 ook al moeilijk, doordat ten gevolge van de verlaging der zeevrachttarieven het gebruik van gemeenschapsgrondstoffen tot relatief hogere produktiekosten leidt.

De ‘trek’ naar de kusten gecombineerd met technische vernieuwing gepaard aan een capaciteitsvergroting per vestiging leidt tot verdere capaciteitsoverschotten. Voorts worden de problemen in de EGKS naast de technisch-economische bezwaren van een sectorintegratie nog bemoeilijkt door het ontbreken van een algemeen energiebeleid in de Europese Gemeenschappen. De situatie is nog verslechterd door de expansie van de staalproduktie in Japan. De grote producenten aldaar hebben zich aangesloten in een exportkartel dat als een price-leader optreedt op de wereldmarkt, en wel met dalende prijzen. De door de EG afgedwongen vrijwillige exportbeperking wordt ontdoken door de kleinere Japanse exporteurs. Mede door de mondiale recessie in 1975 daalde de EG-produktie in 1975 met 20%.

Na een discussie in 1976 over de instelling van minimumprijzen is per 1.1.77 het zgn. crisismechanisme voor een deel in werking gesteld door een beperking van de produktie voor de eerste vier maanden in 1977. Dit geldt voor zes staalprodukten. De bezetting van de produktiecapaciteit ligt momenteel tussen 62-75%. Zo nodig kan de Europese Commissie na een moeizame procedure overgaan tot de vaststelling van produktiequota.LITT. P. Reuter, La Communauté Europ. du Charbon et de l’Acier (1953); W. Diebold, The Schuman plan, a study in econ. coop. (1950-59) (1959).