Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

ernst

betekenis & definitie

m. (g. mv.),

1. stemming van de dingen in hun wezenlijke waarde, gedaante of belang te willen beschouwen of te beseffen, gestemdheid die zich afkeert van lichtvaardigheid, spot of scherts: — bij het

werk; in zijn stem klonk —; ook van het uiterlijk dat bij die stemming hoort en van uitingen: de — van zijn gelaat; een betoog vol —; soms nadert met — tot: vol plichtsbetrachting, toegewijd: met — studeren;

2. vastheid van wilsbesluit, gemeendheid in streven, handelen of uiten: het is mij volkomen — met dat plan; ik zeg dat in ik meen het werkelijk zo, het is geen grapje; het is bij hem hoge, heilige -; vandaar met betrekking tot maatregelen, omstandigheden en gebeurtenissen, werkelijkheid, iets waarmee niet valt te spotten: het wordt — met de bezuiniging; het leven wordt voor hem nu —;
3. (fig.) wat de stemming teweegbrengt, daarbij behoort, ofwel wat daaruit voortkomt: de — van de toestand, van een geval; (collect.) de des levens; en luim (m.n. van letterkundige voortbrengselen) geschriften van ernstige en van grappige aard.