bn. en bw.,
I. bn.,
1. wat als erfenis overgaat, wat geërfd wordt: recht, bezit; een erfelijke waardigheid;
2. een recht of hoedanigheid bezittend die door vererving overgaat: erfelijke gebruikers; erfelijke graad, graad van bloedverwantschap waarin men door de wet nog als erfgenaam wordt beschouwd (twaalfde graad);
3. (oneig.) van het ene geslacht op het andere overgaand of overgegaan: erfelijke eigenschappen; een erfelijke ziekte, erfelijke vijandschap;
II. bw., als iets dat door erfenis verkregen is of o vergaat; eeuwigen —, altijd en eeuwig, zonder ophouden.