Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Emotie

betekenis & definitie

[Lat. emovere, doen schudden], v. (-s), gemoedsbeweging.

Emotie is een psychisch verschijnsel met drie aspecten:

1. een bepaalde subjectieve ervaring;
2. kenmerkende lichamelijke verschijnselen;
3. invloed op het gedrag.

Deze onderverdeling is een zuiver theoretische, want de drie categorieën beïnvloeden elkaar wederkerig, zoals het onderzoek van M. Schachter duidelijk heeft gemaakt. In deze onderzoeken wordt aan proefpersonen het hormoon adrenaline toegediend, wat leidt tot verandering in het gedrag en in de subjectieve ervaring van het individu (hij vertoont verschijnselen van autonome activiteit, zoals toename van de hartfrequentie, en voelt zich opgewonden). De mate van de emotionaliteit hangt hierbij af van de toestand waarin de proefpersoon in de situatie verkeert: weet hij dat hij adrenaline heeft gekregen, dan hebben de fysiologische veranderingen minder invloed op zijn subjectief ervaren emotionaliteit. Er zijn aanwijzingen dat een bepaald soort subjectieve emotionele ervaring gepaard gaat met een bepaald patroon van psycho-fysiologische activiteit. Zo heeft men onderzoekingen gedaan waarbij men proefpersonen resp. woedend en angstig maakte: relatief ten opzichte van de angstsituatie nam de diastolische bloeddruk toe, de hartfrequentie af en de spierspanningen toe. Bij de psycho-fysiologische benadering van de emotie is nog een ander verschijnsel naar voren gekomen, dat van belang is bij het beter begrijpen van bepaalde lichamelijke ziekteverschijnselen, de zgn. individuele reactiestereotypie: een aantal proefpersonen reageert in uiteenlopende situaties altijd het sterkst met een bepaalde fysiologische activiteit.

Bepaalde mensen zullen, onafhankelijk van de situatie waarin ze verkeren, altijd het meest extreem reageren met een stijging van de hartfrequentie, anderen altijd met een verhoogde afscheiding van maagzuur. Zulke specifieke fysiologische reactiepatronen kunnen, wanneer individuen bij voortduring in situaties worden gebracht die een sterke emotionele reactie oproepen, leiden tot pathologische verschijnselen (hartklachten, maagzweren, eczeem enz.).

De Amerikaanse psycholoog D.B.Lindsley formuleerde de activatietheorie van de emotie, waarbij hij de nadruk legde op het feit dat tijdens emotie een toename geconstateerd kan worden van elektro-encefalogram en gedragactivatie. Toename in EEG-, autonome en motorische activiteit zijn alle onderdelen van wat Linsley noemt activatie (Eng. arousal). Er bestaat een continuum in activatie, dat loopt van zeer geringe activiteit tijdens de slaap tot zeer intense activiteit tijdens sterk emotionele ervaringen; het continuum reflecteert de mate waarin het individu geactiveerd is. In deze theorie wordt gewezen op de centrale rol die de hersenstam (formatio reticularis) bij de regulering van de activatie speelt, wat tot de conclusie leidt, dat daar de voornaamste fysiologische basis van het emotionele gedrag moet worden gezocht.

LITT. P.Young, Motivation and emotion (1961); E. Gellhorn en G.Loofbourrou, Emotions and emotional disorders (1963); E.Murrey, Motivation and emotion (1964); C.Brunia, Activatie en emotie, in: Handboek der psychonomie (1976).