Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Eersteling

betekenis & definitie

m. (-en),

1. eerstgeborene; eerste vrucht; (fig.) eerste voortbrengsel van een geestelijke produktie (eerste boek, stuk enz.);
2. (mv.) bepaald ras van aardappelen;
3. (kristallografie) zie fenokrist.

Eerstelingen waren oorspronkelijk de eerste vruchten van de akker en de bomen (koren, olijven, druiven), van het vee, soms ook van de mens. De eersteling achtte men geladen met de mana van de hele soort en bracht men derhalve vaak als offer aan de goden. De oude Kanaänieten en Feniciërs offerden hun eerstgeboren zoon (zie Moloch) om de gunst van de vruchtbaarheidsgoden te verwerven. Ook in het oudtestamentische Israël behoorde de eersteling aan God toe, maar de menselijke eersteling mocht worden ‘gelost’ door er een dier voor in de plaats te offeren (Ex.13; Lev.34,19).

Litt. O.Eissfeldt, Erstlinge und Zehnten im A.T. (1917).