Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Eerlijk

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

I. bn.,
1. (van personen) zonder leugen en bedrog, oprecht, deugdzaam: een eerlijke jongen; een eerlijk karakter;
2. (in het bijzonder) zich niet vergrijpend aan andermans eigendom, te vertrouwen: arm maar eerlijk; zo eerlijk als goud, volkomen eerlijk; (spr.) eerlijk duurt het langst, als men zich nooit vergrijpt, komt men het verst;
3. gelijk een betrouwbaar persoon eigen is, oprecht: eerlijke openhartigheid; eerlijk eenvoud; in overeenstemming met de goede trouw: eerlijke handel; vandaar metonymisch in de veehandel, van dieren, voor: zonder onzichtbare gebreken;
4. fatsoenlijk, behoorlijk, in overeenstemming met iemands eer: een eerlijke behandeling;

II. bw.,

1. zonder leugen of bedrog, naar waarheid: eerlijk zeggen hoe men over iemand denkt; het is eerlijk waar, ik lieg niet; eerlijk gezegd, als verontschuldigende formule wanneer men vreest te kwetsen; hij heeft mij eerlijk gediend, zonder mij te bedriegen; iets eerlijk verdelen, zó dat ieder het zijne (m.n. een gelijk deel) krijgt;
2. op gepaste, behoorlijke of eervolle wijze.