Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Economische integratie

betekenis & definitie

de eenwording van voorheen op zich zelf staande nationale economieën. Economische integratie rust op twee pijlers: een gemeenschappelijke markt, en coördinatie en/of gemeenschappelijke uitvoering van het economisch beleid der deelnemers.

Een gemeenschappelijke markt omvat:

1. vrij goederenverkeer, omvattende de afschaffing van invoerrechten en kwantitatieve beperkingen alsmede van andere maatregelen met gelijke werking, zodat binnen het grondgebied van de gemeenschappelijke markt alle handelsgoederen vrij kunnen worden vervoerd;
2. vrij kapitaalverkeer, nl. een voor de onderdanen van de aan de gemeenschappelijke markt deelnemende staten onbeperkte bevoegdheid binnen de gemeenschap kapitalen, afkomstig van de deelnemende staten, aan te trekken, over te maken en te beleggen;
3. vrij personenverkeer, d.i. het voor de onderdanen van de deelnemende staten vrijelijk bedrijven van elke economische activiteit op het grondgebied van de gemeenschappelijke markt (b.v. toelating, verblijf, zoeken van werkgelegenheid en uitoefenen van werkzaamheden op het grondgebied van een deelnemende staat door natuurlijke en rechtspersonen uit de andere deelnemende staten). Elke economische activiteit waartoe een bijzondere machtiging wordt vereist of waarvoor bijzondere voorwaarden zijn vastgesteld, zal dus moeten openstaan voor de onderdanen van de deelnemende staten zonder discriminatie van nationaliteit;
4. vrij dienstenverkeer, d.w.z. het voor alle onderdanen van de deelnemende staten gelijke recht, om op het grondgebied van een gemeenschappelijke markt vrijelijk diensten te verlenen en te aanvaarden.

Een gemeenschappelijke markt dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a. afschaffing van invoerrechten en kwantitatieve beperkingen (invoer- of uitvoercontingenten) tussen de deelnemende landen;
b. afschaffing van alle restricties die het vrije verkeer van kapitaal, diensten en personen in de weg staan;
c. een gelijktariefsysteem in alle deelnemende landen tegenover goederen uit het niet- deelnemende gebied;
d. een gelijk systeem van overige handelspolitieke mogelijkheden ten opzichte van het niet-deelnemende gebied, gebaseerd op een gemeenschappelijke handelspolitiek;
e. stabiliteit van de gemeenschappelijke goederenmarkt;

f, geen vervalsing van de concurrentieverhoudingen door nationale maatregelen. Vooral in verband met het laatste punt is coördinatie van het economisch beleid een noodzaak. De overheid kan door haar macro-economisch beleid, maar ook door sectorbeleid, de concurrentieverhoudingen in het algemeen resp. in afzonderlijke bedrijfstakken zodanig beïnvloeden dat er tussen producenten uit verschillende lid-staten onbillijkheden worden gevoeld.

Het streven naar economische integratie wordt in het algemeen door economische en politieke motieven beïnvloed. Economische integratie heeft binnenlandse politieke consequenties, doordat ieder land bevoegdheden moet overdragen aan supranationale organen. In die gevallen waarin deze organen voor en namens de lid-staten optreden met derde landen, zijn er ook externe politieke consequenties. Het economische motief ligt in de voordelen van een grotere markt, waarbinnen een doelmatiger arbeidsverdeling kan worden verkregen. Vooral door produktie op grote schaal hoopt men tot kostendaling te kunnen komen en zich beter aan te passen aan het mondiale concurrentiepatroon. Autarkische overwegingen tenslotte kunnen eveneens zowel economisch als politiek zijn bepaald.

De nadelen van economische integratie zijn dezelfde als die welke zich voordoen bij het verminderen van protectie. De in het verleden direct of indirect gesteunde bedrijfstakken in bepaalde landen zullen de kans lopen te moeten inkrimpen of verdwijnen, waardoor een zekere werkloosheid zal optreden. Een verder nadeel is de prijs-en loonaanpassing van de goedkopere landen binnen de gemeenschap aan het hogere niveau van hun partners.

De eerste belangrijke stap naar meer economische samenwerking in West-Europa vond plaats in het kader van de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES). Later kwam daarbij de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Het motief voor de oprichting van de EGKS was voornamelijk politiek, nl. het wegwerken van de oude Frans-Duitse tegenstelling in de ijzeren staalsector, door het vestigen van een gemeenschappelijk belang; de geringe economische voordelen van een sectorintegratie waren bepaald niet de hoofdzaak. Na het totstandkomen van de EGKS werden diverse pogingen ondernomen om tot een verdere integratie te komen. In 1954 strandde de poging tot een Europese Defensie Gemeenschap (EDG) op Frankrijk. In 1955 werd op initiatief van de Benelux door de lidstaten van de EGKS een resolutie aangenomen om tot een verdergaande integratie op economisch gebied in het algemeen én op het terrein van de exploitatie van atoomenergie te komen. Dit leidde tot de ondertekening op 25.3.1957 van het Verdrag van Rome, dat de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) constitueerde. zie Europese Gemeenschappen.

Het Westeuropese voorbeeld heeft navolging gevonden, allereerst in Oost-Europa in de oprichting van de Comecon. Vooral echter in Latijns-Amerika heeft het inspirerend gewerkt, hetgeen leidde tot de instelling van de Latin American Free Trade Association en de Central American Common Market en verder van de Caribbean Common Market. Ook in Afrika hebben de in de jaren zestig onafhankelijk geworden landen een aantal vormen van regionaal werkende economische integratie tot stand gebracht (b.v. ECOWAS). [drs.H.Kraaijeveld]

LITT. B.Balassa, Econ. integration (1961); P.N.C. Okigbo, Africa and the Common Market (1967); B.Balassa (red.), European econ. integration (1975).