onderdeel van de plantengeografie, dat zich speciaal bezighoudt met het verband tussen milieu en planten of plantengemeenschappen, ter verklaring van hun verspreiding en samenstelling. Het voorkomen en gedijen van planten hangt af van een complex van fysische en chemische factoren (abiotische factoren, standplaats) die ieder klimaat en elke bodem bieden, en die samen met de invloeden door omringende organismen uitgeoefend (biotische factoren), het milieu uitmaken.
Het vaststellen van de ecologische karakteristieken van individuele planten kan niet zo maar met zekerheid afgeleid worden uit hun voorkomen en verspreiding, omdat ten gevolge van concurrentie tussen de planten van een gemeenschap veel planten op de rand van hun mogelijkheden leven. Zo leven bepaalde soorten ‘bij voorkeur’ op zoutof metaalrijke bodems (halofyten, resp. metallofyten), omdat zij concentraties van deze stoffen die fataal zijn voor de meeste andere soorten kunnen weerstaan.
LITT. H.Walter, Grundlagen der Pflanzenverbreitung. I Standortslehre (2e dr. 1960).