Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dwaas

betekenis & definitie

I. bn. enbw. (dwazer, -t),

1. (van personen) zonder verstand, onverstandige, ergelijke of gekke dingen doend of zeggend: de wijze en de dwaze maagden; dwaze ouders; ben je dwaas?, antwoord om een uiting of voornemen met kracht te verwerpen; je zult toch zo dwaas niet zijn (dat je het doet); tussen mal en dwaas zijn, in de bakvisjaren; (van woorden, handelingen) wat aan iemands verstand doet twijfelen, onverstandig, zot: een dwaas gedrag; dwaze woorden; dwaas handelen; van zaken: een dwaas hoedje; de dwaaste vooroordelen; het is te dwaas om alleen of los te lopen, het kan niet waar zijn, het is onuitvoerbaar;
2. (gew.) onstuimig, wild;

II. zn. m. (ook: dwaze, v./m.), (dwazen), iemand die dwaas is, dwaze dingen doet: gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen; dwaas die ik was; de arme dwaas.