Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Duitse bond

betekenis & definitie

bond van 39 Duitse staten (1815—66), ontstaan door toedoen van het Congres van Wenen. Hoewel de Duitse Bond trachtte, met behoud van de autonomie van de lidstaten, eenheid te brengen in het optreden tegenover het buitenland, was hij in feite niet veel meer dan een defensieve alliantie, waarvan het lidmaatschap niet opgezegd kon worden.

De Bond omvatte het gebied van het vm. Heilige Roomse Rijk (zie Duitsland, GESCHIEDENIS). Daarom waren ook de Engelse koning (die tevens koning van Hannover was), de Ned. koning (vanwege Luxemburg en sinds 1839 Limburg) en de Deense koning (vanwege Holstein en sinds 1816 Luxemburg) lid. Verder waren 34 kleine staten en twee grote: Pruisen en Oostenrijk, lid. De Engelse koning trad in 1837, toen Hannover van Engeland werd afgescheiden, uit de Bond, Denemarken in 1864. Oostenrijk domineerde de Bond. Het was voorzitter van de Bondsdag, die resideerde te Frankfort aan de Main en bestond uit twee lichamen: het Plenum en de Engerer Rat.

Het Plenum had een beperkte bevoegdheid en werd weinig bijeengeroepen; het besliste met een twee derde meerderheid. Het dagelijks bestuur lag bij de Engerer Rat, die besliste bij volstrekte meerderheid. De Bondsdag werd in handen van de Oostenrijkse minister K.W.L.Metternich al vlug een instrument tegen de nationale eenheidsen vrijheidsbewegingen in de deelnemende staten. Het Frankfortse Parlement trachtte in 1848 vergeefs de Duitse Bond te vervangen door een parlementair geregeerde bondsstaat. Toen de Pruisische eerste ministerO.von Bismarck naar een Duitse eenheid onder leiding van Pruisen en zonder Oostenrijk begon te streven, brak in 1866 een oorlog uit met Oostenrijk, die met de nederlaag van Oostenrijk het einde van de Duitse Bond betekende.

LITT. J.C.Boogman, Nederland en de Duitse Bond 1815—51 (diss. 1955); Z.R.Dittrich, De opkomst van het moderne Duitsland (2 dln. 1956); H.Conrad, Der deutsche Staat (1969).