Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Draak

betekenis & definitie

[Gr. derkomai, zien, uitstralen], m. (draken),

1. fabelachtig monster, verschrikkelijk om aan te zien ; gewoonlijk als bewaker van schatten, heilige plaatsen enz.; bekend is de voorstelling van Sint-Joris met de draak; vandaar de steken met iemand, hem voor de gek houden, tot een voorwerp van bespotting maken; met alle voorschriften de draak steken, er zich vrolijk over maken, ze niet opvolgen; als versieringsmotief vooral uit China bekend;
2. heraldische figuur ;
3. (zeilsport) zeewaardig type van kiel jacht;
4. lastig, onuitstaanbaar mens, al of niet met gedachte aan lelijkheid: een draak van een mens;
5. toneelstuk met veel op effect berekende scènes, spektakelstuk;
6. wat zeer lelijk in zijn soort is: een draak van een hoed.

GODSDIENSTGESCHIEDENIS

Het lichaam van de draak wordt gewoonlijk als dat van een slang gedacht, met allerlei variaties: poten met klauwen, de kop van een verscheurend dier enz.; ook wel als een combinatie van verschillende dieren. Toch overheerst in alle tijden de reptielachtige afbeelding, het lichaam met een schubachtige pantsering, hetgeen reminiscenties opwekt aan de prehistorische dinosauria.

Voorstellingen van draken komen bij talrijke volken voor. Men ziet in allerlei natuurverschijnselen een strijd tussen twee elkaar belagende machten. In Egypte behaalt de zon (Re) elke morgen weer de overwinning op de slang (Apep); in India b.v. is het vruchtbare regenseizoen te danken aan de god Indra, die de draak Vrtra, door wie de wateren geboeid werden, overwint. In het oude Chinese geloof nam de draak een grote plaats in als regenbrengende godheid. Hij was ook het symbool van de keizerlijke macht.

Bij verschillende volken wordt de draak vooral in verband gebracht met de schepping. Dan is hij de representant van de chaos, die door de scheppergod in een tweekamp overwonnen wordt. In het Babylonische scheppingsverhaal wordt het chaosmonster Tiamat verslagen door de god Mardoek, die het lichaam van de draak in tweeën houwt en uit de beide helften hemel en aarde vormt (zie Enoema Elisj). Ook kan de strijd met de draak tot een eschatologisch motief worden. In de Perzische voorstelling heeft de held Fredoen de draak AziDahaka reeds eenmaal verslagen en hem in een berg opgesloten, maar in de eindtijd moet hij hem nog eens overwinnen en definitief vernietigen. Daarnaast speelt de draak ook een rol in de volksfantasie, in sprookjes en sagen.

Twee motieven treden daarbij op de voorgrond: de draak is of de hoeder van de een of andere schat, of een verderfbrengend wezen. Een voorbeeld van beide bij de Germanen: de draak Fafnir is de bewaker van de schat die Siegfried ontdekken en wegnemen zal, terwijl in het Beowulf-epos het monster Grendel de mensenverslinder is, die ’s nachts de helden overvalt.

Ook de bijbel kent de draak als litterair motief; in het OT komt hij onder verschillende benamingen voor (zie Leviathan, Rahab, behemot, Tannin) als een antigoddelijke macht die door Jahwe wordt overwonnen, in het NT als een monster, dat machteloos blijkt tegen de messias (Openb.12).

LITT. M.de Visser, The dragon in China and Japan (1913); B.Renz, Der orientalische Schlangendrache (1930); Mythes et dieux des Germains (1939); B. H.Stricker, De grote zeeslang (1953).

HERALDIEK

De draak is een fabeldier dat vanaf het midden van de 14e eeuw in een vrijwel geijkte vorm voorkomt op vlaggen en in wapens: een slangelijf met adelaarsklauwen, een krokodilachtige kop, en in een pijlspits uitlopende tong en staart, waaraan soms nog vleermuisachtige vlerken toegevoegd worden. Reeds op de oudst bekende vlagafbeeldingen uit Tataarse gebieden, China en India komt de draak als embleem voor; als wapenembleem schijnt het (dikwijls verward met de basilisk) via Polen en Hongarije naar West-Europa een weg te hebben gevonden.