Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dier

betekenis & definitie

[Indogerm. stamwoord dat ‘ademend wezen’ betekent], o. (-en),

1. een levend wezen dat zich onderscheidt van de planten; met het bepalend lidw. ook voor de gezamenlijke dieren: de mens staat boven het dier;
2. (gemeenz., soms liefkozend of appreciërend, ook wel denigrerend) jonge vrouw, meisje; een lekker dier, een appetijtelijke meid of vrouw.

BIOLOGIE

Dieren onderscheiden zich van planten door een vermogen tot actieve verplaatsing (althans in een bepaald ontwikkelingsstadium), het bezit van een zenuwstelsel (althans een geleidingsen reactiesysteem), een behoefte aan organisch voedsel (zie heterotroof), het ontbreken van cellulose als celwand-versterking, verder door een kiemblad-vorming (zie gastrulatie) in de embryonale ontwikkeling. Deze definitie is uiterst ontoereikend. Zij beperkt zich tot kenmerken die gelden voor de meeste diersoorten, m.n. voor de veelcelligen. De lager ontwikkelde soorten zijn veel moeilijker in te delen. De meeste eencelligen onderscheiden zich van de planten door hun heterotrofe leefwijze, maar bij de allerlaagste vervalt ook dit onderscheid.

Overigens leven ook de bladgroenloze planten heterotroof. Anderzijds zijn er de eencellige zweepdiertjes, die bladgroen bezitten, en derhalve onder de planten zouden moeten worden gerangschikt. Er zijn verder ook wel dieren met een leefwijze die niet op verplaatsen is ingesteld. De Myxomycetaceae (zie plantenrijk, overzicht) worden samen met de Mycophyta wel opgevat als derde groep naast ‘planten’ en ‘dieren’. Zie dierenrijk, zie plant.

GODSDIENST

In het godsdienstig leven van vele volken speelt het dier een belangrijke rol. De mens voelde zich verwant ermee, wat blijkt uit allerlei verhalen over huwelijken tussen mensen en dieren, over vrouwen die dieren voortbrengen, enz., maar ook uit voorstellingen die ten grondslag liggen aan het totemisme, waarbij een dier als stamvader van een bepaalde stam geldt. Tegelijkertijd was en is het dier ook vreemd en geheimzinnig, representant van het ‘andere’, drager van een macht die de mens niet bezit: het is sterker dan hij, kan sneller lopen, het heeft een veel grotere reukzin en gezichtsscherpte, een wonderbaarlijk oriënteringsvermogen enz. Bepaalde dieren worden vereerd als zgn. zieledragers: de ziel van een dode heeft er haar intrek in genomen (slang, muis, vogel); andere om hun teelkracht, b.v. de stier in het oude oosten; de slang om haar wonen in de aarde, zowel in verband met de vruchtbaarheid als met de dood. Soms geldt een gehele soort als heilig, soms een enkel exemplaar, b.v. de Apisstier in Egypte.

Ook de verhouding van dier en godheid is variabel: het dier kan de god zelf zijn, maar kan ook gelden als manifestatie van de god. Vooral de dierverering in het oude Egypte heeft de aandacht getrokken. Er bestond daar een groot aantal lokale culten ter ere van mestkever, krokodil, baviaan, jakhals, valk, slang, stier, kat enz. Het dier heeft in het volksgeloof nog zijn (vaak onherkenbare) plaats: b.v. de weerwolf.

LITT. H.Portmann, Die Tiergestalt (1948); M.Kayser, Göttliche Tiere (1951); G.v.d.Leeuw, Phänom. d. Religion (2e dr. 1956); Kees, Der Götterglaube im alten Aegypten (2e dr. 1956).

HERALDIEK

In de banistiek zowel als in de heraldiek komen alle diersoorten, doorgaans in sterk gestileerde vorm, als emblemen voor. Meestal (met uitzondering van leeuwen als schildhouders) zijn ze niet in natuurlijke kleuren afgebeeld en vaak voorzien van kronen op de kop, allerlei attributen in de klauwen, extra wapenschildjes op borst, schouder of (bij vogels) op vleugels. De gebruikelijke weergave is en profil, gericht naar de broek bij vlaggen, gericht naar rechts voor de beschouwer van een wapen, maar ook (en dan in de wapenbeschrijving vermeld) gericht naar de andere kant, met gedraaide (afgewende) kop en dergelijken. Van de vogels worden adelaar en pelikaan meestal en face afgebeeld. Bij de zoogdieren is het mannelijk geslachtsdeel geprononceerd (soms met een bijzondere kleur) aangegeven.

Bij alle dieren kunnen klauwen, snavels, tongen en tanden eveneens extra geaccentueerd zijn door een bijzondere kleur; op vlaggen wordt een dergelijke detaillering doorgaans verwaarloosd omdat het van verre toch niet herkenbaar zou zijn of zelfs afbreuk doet aan de herkenbaarheid van het dierembleem. Ook delen van dieren komen als vlagen wapenemblemen voor: kop, vleugel, klauw, staart, veer enz., of ook wel fabeldieren.