v. (-n, -s),
1. de afmeting diep, het diepzijn (in verschillende betekenissen): de van een kanaal vergroten; de diepte van een huis; een onpeilbare diepte; een diepte van 2000 m loden; de diepte van de gedachten; een schilderij zonder diepte, zonder perspectief;
2. plaats, bepaald door de afstand tot de oppervlakte: die vis komt gewoonlijk voor op een diepte van 100 m;
3. plaats waar het water diep is of waar een diepe inzinking in de bodem is: alles zonk in de diepte weg; de verborgen diepten van de oceaan; het dorp ligt daar in de diepte, ver beneden de beschouwer;
4. (fig.) de diepten van het menselijk hart, het ondoorgrondelijke, verborgene daarvan.