bn. en bw. (-er, -st),
1. van een dichter: dichterlijke nalatenschap; dichterlijke ontboezemingen; dichterlijke voorstellingen;
2. denkend, gevoelend, sprekend als een dichter: een dichterlijk gestemde natuur; dat is zeer dichterlijk gezegd;
3. tot de dichtkunst behorend: dichterlijke uitdrukkingen, uitdrukkingen die de dichters gebruiken, maar die in de gewone taal niet gebruikt worden; dichterlijke taal; dichterlijke vrijheid, iets dat de dichter en niet de prozaschrijver geoorloofd is, (ook) vrijheid die men zich bij het spreken of schrijven permitteert;
4. zoals in dichtwerk voorkomt, tot het gemoed sprekend als een gedicht, poëtisch.