Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Devi

betekenis & definitie

[vrouwelijke vorm van deva], (ook Mahadevi, de grote godin), in het hindoeïsme Uma, de gemalin van god Siva, dochter van de Himavant (Himalaya). Door haar vele gestalten, aspecten, attributen en werkzaamheden heeft ze vele namen, o.a.

Gauri, de rossig-gele, Jaganmata, de moeder van de wereld, Ambika, de moeder, Durga, de ontoegankelijke, Mahakali, de zwarte, de vernietigende natuurkracht symboliserend, Candi, Candika, de hartstochtelijk-heftige, wrede, Parvati, de van de berg afkomstige, en Ishvari, vrouwe. Devi heeft een vriendelijk-welwillend en een woest-onstuimig aspect; vooral in dit laatste wordt ze vaak met bloedige offers en wilde riten vereerd. In de purana’s en de zich daarbij aansluitende litteratuur is ze nog steeds een zeer vereerde godheid. Als Shakti van Siva is Devi de oorspronkelijkste en ook de meest representatieve van de Shakti’s. Andere Shakti’s zijn als vertegenwoordigers van natuurkrachten enz. manifestaties van haar wezen. Zij vertoont duidelijk de kenmerken van een natuurgodin en weerspiegelt zo tevens het wezen van Siva.

De shakta’s (shaktivereerders) zien in haar de godin par excellence. De tot Devi gerichte hymnen bevatten bewonderenswaardige voorbeelden van Indische lyriek.

LITT. C. Eliot, Hinduism and Buddhism (1921); B. Walker, Hindu world: an encyclopedie survey of hinduism (1969).

< >