Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Denken

betekenis & definitie

(dacht, heeft gedacht),

I. (onoverg.)
1. (abs.) het verstand gebruiken, doen werken, nl. een reeks voorstellingen van de geest bewust op elkaar doen volgen om verschil, overeenkomst, oorzakelijk verband te vinden en begrippen en oordelen te vormen: een groot aantal duidelijke waarnemingen vormt de grondslag van juist en grondig denken; de onbep. w. wordt zelfst. gebruikt: het wijsgerig denken;
2. (met voorz.) denken over, nadenken: denk er nog eens goed over; een mening over iets hebben: hoe denkt u erover?; aan iets of iemand denken,
a. de zaak, de persoon voor de geest hebben: denk bij gelegenheid eens aan me (om me te bevoordelen); daar valt niet aan te denken, daar kan geen sprake van zijn; iemand aan iets doen denken, het beeld ervan bij hem oproepen: hij deed me aan een aap denken;
b. niet vergeten: heb je aan zijn verjaardag, aan je boodschap gedacht?; ook met om: denk er maar eens om, Iet er maar eens op; bedacht zijn op: het gebeurt als je er het minst om denkt; denk om je kind, vergeet niet, dat het er ook is;

II. (overg.)

1. als inhoud van zijn gedachten hebben(e): wat kan een mens al niet denken; hij bidt zonder er iets bij te denken; als mening hebben: ieder denkt er het zijne van; dat had ik niet van u gedacht, mijn mening over u is zo, dat ik zo’n daad niet van u verwacht had; (ironisch) dat kun je (net) -!, gebruikt om een ontkenning of verwerping uit te drukken (vgl. dat kun je begrijpen); wat denkt u daarvan ?, zou u dat bevallen, aanstaan?;
2. in de mening verkeren, gissen, verwachten, vermoeden: ik denk dat het wel goed weer blijft; ik dacht het al wel; had ik het niet gedacht; ik dacht hem thuis te vinden; dat dacht je maar!, zo is het niet;
3. in aanmerking nemen, gedenken: denk toch, dat zijn plicht hem roept;
4. zich voorstellen, begrijpen: dat laat zich licht
5. van plan zijn: ik denk dit jaar examen te doen,

III. wederk. met een bep. van gesteldheid: denk u eens in mijn positie. filosofie. Het begrip denken heeft in de filosofie in hoofdzaak twee betekenissen. Dit blijkt duidelijk uit de analyse van een zin zoals ‘Jan denkt dat het morgen zal regenen’. Het zinsdeel ‘Jan denkt’ kan dan namelijk duiden op een bepaalde activiteit van het bewustzijn (het is dan synoniem met ‘Jan overweegt’ of ‘Jan beschouwt’), maar ook op een bepaalde dispositie (het is dan synoniem met ‘Jan meent’ of ‘Jan houdt voor waar’).

1. Als activiteit van bewustzijn kan denken leiden tot het inzicht dat iets zus of zo is, maar ook dat iets gedaan moet worden. Een van de problemen in de filosofie is de vraag, of men kan denken zonder taal; een probleem dat nog steeds niet is opgelost, al neigt men sterk naar de visie, dat dit onmogelijk is. Een ander kenmerk van het denken is dat het intentioneel is,
d.w.z. gericht op iets anders. Wel kan dat ‘andere’ weer de eigen gedachten zijn, maar in dat geval moet het denken als act onderscheiden worden van het denken als een verzameling van gedachten.
2. Als dispositie heeft denken het kenmerk dat het niet-extensioneel is; daaronder verstaat men: uit de twee premissen a. ‘Olaf denkt dat Amsterdam de hoofdstad van Nederland is’ en b. ‘Amsterdam ligt in Noord-Holland’ volgt niet de conclusie dat Olaf denkt dat de hoofdstad van Nederland in NoordHolland ligt, want Olaf kan premisse b. wel helemaal niet voor waar houden.

Litt. H.H.Price, Thinking and experience (1953); S.Hampshire, Thought and action (1959); C.F. Granmann e.a., Denken (1966); L.S.Wygotski, Denken und Sprechen (1971).

psychologie. Het woord denken wordt in de spreektaal in allerlei betekenissen gebruikt. In al deze betekenissen is sprake van een vorm van informatieverwerking, maar de psychische activiteiten waar zij naar verwijzen, zijn verschillend. De psychologie houdt zich vooral bezig met het denken in de betekenis van ‘zoeken naar de oplossing van een probleem’, zie denkpsychologie.